het dorp, hij zou naast het groote heerenhuis Gooi lust het begin
van dien grintweg vinden. En dan bad hij wel iets meer van het
oude Bussem leeren kennen. Maar ’t zou toch niet dan zeeropper-
vlakkig zijn geweest. Een eind weegs kunnen wij nog wel voort-
wandelen door de fraaije laan, tot waar zij uitloopt in de heide,
en dan op onze schreden terugkeeren, om den weg, dien wij
noodig hebben, in te slaan.
Längs het plantsoen van Gooi lust en voorts längs een dubbele
reeks van woningen en optrekjes voert hij ons buiten het dorp.
Ook hier kennen wij het landschap reeds van vroeger, den zonnigen
weg tusschen de uitgestrekte bouwvelden, waarboven op eenigen
afstand de toren van Naarden oprijst, terwijl daar voor ons de verre
blaauwe bosschen golven, en ons eerste rustpunt, de Gooische
b o e r , is nu spoedig bereikt. De eigenaar van Crailo, de heer
P. La n g e r h u i z e n , oudburgemeester van Huizen en Bussem,
heeft ons de bezigtiging van zijne kunstverzameling vergund, maar
hij is zelf afwezig en heeft aan de herberg iemand van zijnent-
wege gezonden, om ons te ontvangen. Onder dieris geleide wandelen
wij den straatweg naar Laren op. Wij komen een paar kleine,
nieuwe buitenverblijven voorbij en hebben thans gelegenheid, op
te merken, dat wij ons indertijd hadden vergist, toen wij meenden,
dat het witte gebouw, tegen het bosch van Crailo uitkomende,
een belvedere was, tot dat landgoed behoorende. De toren, voor
eenige jaren inderdaad tot belvedere gebouwd, thans geheel ver-
waarloosd en vervallen, blijkt aan den anderen kant van den weg
te staan en heeft op Crailo geenerlei betrekking.
Crailo is reeds een oude buitenplaats. Op de hofstede „den
Hoogen Eng, alias Craailo” bragt de Naardensche rector Hortensius
in rust en vrede de laatste jaren van zijn leven door. Fel geschokt
door de gruweltooneelen van den moord, dien hij overleefd had,
maar waarin hij voor zijn oogen zijn’ eigen zoon had zien om-
brengen, nevens zoo menig vriend en bekende in de rampzalige
stad, stelde hij hier de droevige herinneringen aan die verschrik-
kelijke dagen in een eenvoudig, maar daardoor des te aangrijpender
verhaal' te boek en hij stierf er in 1574. In de 17de eeuw was
Crailo het zomerverblijf der Amsterdamsche koopmansfamilie Reuse
1 a e r., om zijn heuvels en dalen, zijn akkers en waranden ver-
maard. Er was een deftig heerenhuis gesticht, met een koepelzaal
en een voorplein, aan beide zijden van den ingang met neven-
gebouwen betimmerd. Maar het bleef niet in zijn geheel. In ’t begin
der vorige eeuw werd het gesplitst in twee buitenplaatsen/sedert
als Noord- en Zui d -C r a i l o bekend en achtereenvolgens aan
verschillende familien behoorende, totdat de heer P. Langerhuizen,
die Z. Crailo bezat , in 1879 ook grootste gedeelte van N. Crailo aan-
kocht en het gescheidene weer vereenigde. De voormalige oprijlaan
der.: laatste buitenplaats, thans gesloten en digt geplant, hebben
wij reeds in ’t voorbijgaan gezien. Tijdens ons bezoek kunnen wij
nog eenige sporen van den ouden toestand vinden, maar ook deze
zullen weldra zijn uitgewischt.
Het hnis van N. Crailo is gesloopt, met uitzondering van de
koepelzaal, die thans het middengedeelte uitmaakt van het smaak-
volle Museum, terwijl voor ’t oogenblik ook de nevengebouwen
van het voorplein nog ten deele bestaan.
Het zeer digt daarbij staande voormalige heerenhuis van Z. Crailo,
thans nog tuinmanswoning, met de daaraan verbonden boerderij,
wordt eerstdaags afgebroken en de aanleg van dit gedeelte der
plaats in verband gebragt met het schoone, in 1856 gestichte
heerenhuis en de ruime, sierlijke stalling, gebouwd aan weerskanten
van het uitgestrekte, door statig hout omringde. terrein, waarvan
het Museum den achtergrond vormt. Wat door vorige eigenaars
van N. Crailo aan houtgewas is geveld ■—• de prächtige laan voor
het huis en het wilde bosch daarachter, waarin een der bezitters
zelf eens verdwaald moet zijn geweest;-«- dit is Vöoreerst niet meer
te herstellen..
Het huis zelf is reeds eenigszins een museum. De kamers der
benedenverdieping, waaronder een fraaije zaal met antieke betimmering
, prijken met schilderijen en teekeningen, beeiden en bronzen,
kostbare voorwerpen van oud porcelein of gesneden en gebeeldhouwd
hout, van den smaak en de kunstliefde des eigenaars getuigend.
Maar de eigenlijke kunstverzameling wordt bewaard in een afzon