teleurstelling, die wij met velen onzcr landgenooten deelen en
laten bij ’t voorbijwandelen ons oog over Rosenstein gaan zonder
afgunst, maar met de opmerking, dat ook deze plaats tot de historische
landgoederen gerekend mag worden, sedert zij haar bijdrage
heeft geleverd tot de kennis van den geest des tijds, zooals die in
het premiestelsel openbaar wordt en zooals hij zieh vertoont in de
overtuiging, waarvan ook de „tweede hands boekhandel” uitgaat,
dat bij aanhoudenden omzet een onbeduidende winst tot groote
ondernemingen in Staat stelt.
Onder de oude buitenplaatsen in den omtrek schijnt overigens
Rosenstein niet te behooren. Wel wordt het in Hol l a n d s
Ar k a d i a genoemd en was het dus in ’t begin dezer eeuw reeds
een heerenhofstede, maar het Zeg e n p r a l e n d Ke n n eme r l a n d
vermeldt het niet, gelijk het op de daarbij gevoegde kaart niet
voorkomt. De lusthoven der Amsterdamsche kooplieden, wier handel
op gansch andere grondslagen rustte, lagen deels digter bij Velzen,
waar nog een drietal is gespaard, deels aan de andere zijde van
den Heerenweg, in het Velzerbroek, waar nu geen enkel meer
over is. Daar vond men in 1628 het hu i s te Hul f t , nevens
„Bäcker en het hui s te Has s e l a a r , en dergelijken meer” ,
daar een eeuw later, het hui s te Spi jk, B e e k v l i e t , Broe-
k er o o g , We s t e r b e e k , H o f g e e s t en Meer oog, dat,
tegenover Roos en Beek gelegen, in 1731 werd gesloopt.
„Bäcker en Ha ss el aar” zullen destijds welligt nog onder
andere namen hebben bestaan. Het hu i s te Hu l f t was vroeger
een bezitting van de regulieren te Heilo , later van de edele gesuchten
Halewi jn en de R a e t en werd toen En d e l g e e s t
genoemd. In ’t begin der 17de eeuw door Nicolaas Hulft aange-
kocht, werd het een honderd jaar later het eigendom van J a n van
de Pol l , burgemeester van Amsterdam. Het heette toen reeds
het hui s te Spi jk en mögt om zijn deftige huizinge en zijn rijk
plantsoen tot de aanzienlijksten uit den omtrek gerekend worden.
In 1834 werd de buitenplaats gesloopt. Wat er van over is, be-
paalt zieh tot de palen, die eens bij den ingang stonden en de
gracht, die het huis omringde. Enkele boerenwoningen en arbeidershuisjes,
de buurt Ho f g e e s t uitmakeud, zijn thans verspreid m
de vlakte, waar eertijds zulk een niet gering aantal landhuizen
prijkte.
En konden die oude Bäckers of Hasselaars, Hulfts of van
de Polls nog eens terugkeeren, om rond te zien op de piek, waar
zij gebouwd hadden en geplant, zij zouden niet enkel vergeefs
naar hun plantsoenen en vijvers, hun moestuinen en boomgaarden ,
hun huizen en stallingen zoeken. Het gansche Wijkermeer, waarop
hun oog met zooveel welgevallen rustte, waar zij zeilden in hun
met snijwerk en verguldsel versierde boeijers, waar zij zoo gaarne
vischten met hengel en net, als zij hier buiten zieh van staats- en
koopzorg verpoosden, het gansche Wijkermeer zouden zij er niet
meer vinden.
Het uitzigt op den grooten waterspiegel, tot bijna in de on-
middellijke nabijheid van den Heerenweg voor hun landpaleizen
zieh .uitstrekkend.,;l zouden ook de baron Tor c k van Roozen-
daal en de heeren D i rk en Luca s T r i p tot hun bevreemding
missen. Maar hun trotsche lustplaatsen zouden zij, zij ’t dan ook
veranderd en gemoderniseerd, nog als aanzienlijke buitenverblijven
wedervinden. De Geldersche edelman en raad der Admiraliteit van
Amsterdam zou zieh zelfs kunnen verheugen, dat zijn edele huizinge
Beek e n s t e i n , door hem gesticht, zoozeer door het nageslacht
geeerbiedigd was geworden. Den steenen muur tusschen de beide
koepels, met het inrijhek tusschen de hooge, deftige palen in het
midden, die het voorplein van den weg scheidde, zou hij door
een afschutsel van kettingen, aan ijzeren paaltjes hangende, ver-
vangen zien. Het huis zelf, met zijn klokketorentje en de schoor-
steenen op het dak, even als de stallingen aan wederzij, draagt
nog het karakter van den tijd, waarin de rijke schoonzoon van
den gouverneur-generaal van Indie, J a n van Hoorn, het in de
plaats van het oude kasteel der Heemskerken van Beeken-
s t ei n had opgebouwd. Het is sedert nog wat. vergroot en van
binnen is van de oude betimmering weinig meer over, maar de
beide deftige marmeren vestibules, door een breeden gang Verbünden
, zijn nog hetzelfde, evenals de trappen en kamers, die