bank onbezet vond, waar alleen een. lederen riem tot ruggesteun
strekte. En „’t afschuwelijk pruttelend moffentuig” , of de niet
altijd geurige sigaar der medepassagiers, die zieh den tijd door
een trekje kortten, maakten ’t met name voor dames een marteling.
En ’t was doorgaans voi in den wagen. De begeerlijkste afdeeling,
de „cabriolet” of „coupé”, met haar drietal zitplaatsen, van de
binnenruimte afgescheiden, was in den regel reeds door van hooger
afkomende reizigers ingenomen. Soms, niet altijd, was de bij-'
wagen begeerlijker. ’t Kon een goed, ’t kon ook wel eens een
tamelijk aartsvaderlijk rijtuig zijn, en ’t reed niet verder dan tot
de eerstvolgende pleisterplaats. Dan was ’twèer uitstappen en in
een ander voertuig plaats nemen.
Met dames of met een eenigszins talrijk gezelschap verdiende
het reizen met eigen gelegenheid verre de voorkeur. ’t Behoefde
dan geen nachtwerk te zijn en liet de tijd het maken van een’
omweg toe, dan kon althans tusschen Lochern en Zutphen de
togt over Vörden, of, zoo mogelijk, nog liever over Ruurlo en
Vorden worden gedaan.
Thans kiezen wij een’ gansch anderen weg. Wij gaan met
„het schaddenspoortje.” In een’ officieelen reisgids is die naam
niet te vinden. De nog altijd spraakmakende gemeente in Tweiithe
noemt aldus, met volkomen minachting van alle stijve, deftige
benamingen, niet zeer eerbiedig maar niet onjuist, het huiselijke
vervoermiddel, dat onder voortdurend belgelui zijn’ weg längs
de ijzeren baan tusschen de „schadden” of heideplaggen aflegt.
Aangenamer reisgelegenheid laat zieh naauwelijks wenschen. De
lange wagens hebben balkons, waarop men kan staan, groote
glazen, waardoor men kan uitzien. ’tGaat met betamenden spoed,
maar toch geenszins zoo snel, dat men den blik niet naar wel-
gevallen over het landschap kan laten weiden. Er zijn halten
genoeg, waar men voor een wandeling door de buurschappen kan
uit- of instijgen. Aan de stations duurt het oponthoud wel zoo lang,
dat men zieh desverkiezende eens kan vertreden. Hooge spoorweg-
dijken, diepe insnijdingen, zijn er niet. Met den beganen grond
gelijk, zelfs niet door hekken of gegalvaniseerde draden afgesloten,
ligt de baan in de heidevelden, längs de bouwakkers en weiden,
door de bosschen, längs de boerenerven, gelijk een gewone rijweg. -jW
Daarom moet de bei ook bij voortduring ter waarschuwing Iniden. —
Passagiers stappen in en uit. Plaats is er in overvloed en de
landelijke bevolking versmaadt een buurpraatje niet. Is de tram
„de moderne trekschuit” genoemd, dit is inderdaad een groote,
vlugge, gezellige trekschuit door de heide. En wie de lange,
zware zandwegen, de paden door de drassige broekgronden, de
barre heidesporen kennen, waardoor de afgelegen dorpen en buurschappen
in dit gedeelte van Twenthe zijn verbonden, zij stellen
deze spoorlijn op hoogen prijs. Alleen zouden zij welligt de tarieven
nog iets lager kunnen wenschen.
Wij gaan dan met het schaddenspoortje van Hengelo tot
Ruurlo. Het Station -vinden wij niet ver van het Station van den
Staatsspoorweg, maar nog geenszins daarbip aangesloten. Slechts
längs een’ niet onbelangrijken omweg is het te bereiken. De trein
voert ons voorbij het groote gebouw der Beijersch-bier-brouwerij
en tal van nieuwe woningen, in de laatste jaren alom in het
veld gesticht. Zandsporen, van dennen omzoomd, kruisen de
baan, de lustige Wä a r b e e k doorsnijdt haar, voortstroomend
onder ’t overhangend struikgewas. Van verre rijzen uit de heide
de eikenbosschen van Tweckelo en het donkere hont van het
eenzame landgoed h e t S tr o et , en nog verder het torentje van
Usselo. Naderbij vertoonen zieh de bouwlanden en akkermaals-
boschjes, de frissche groene vloeiweiden^ de fraaije boomgroepen,
de ouderwetsche bouwhuizen van Boeckelo. Daar is ook de halte,
van waar een zijlijn naar Enschede loopt en de reizigers van daar
nemen wij hier op. Verder gaat het, door boschjes en lanen in
een vriendelijk landschap. Straks volgt een uitgestrekt heideveld,
slechts hier en daar door kleine boertjes ontgonnen. Bij Haaks-
b e r g e n is de grond weer houtrijk en bebouwd. Het dorp blijft
op eenigen afstand, maar zijn nette woningen, de slanke toren-
spits zijner Hervormde en het spitsje zijner R. C. kerk, zijn
fabrieksschoorsteenen en zijn lommerrijk geboomte zijn toch duidelijk
te onderscheiden. Koren- en boekweitakkers, hakhout en weiden,