350 EEN DEEL VAN HAMELAND.
in wier bezit het nog heden is. Overigens is er niet veel van be-
kend. Maar de naam, zoowel door het dorpje als door het huis
gedragen, wordt reeds in het jaar 1046 als „Erbeke” genoemd en
wel bij de bepaling der grenzen van hetgraafschapin Hameland,
door koning Hendrik III met de plaats, genaamd Davent re*
den Utrechtschen bisschop Bernold geschonken. Het grootste deel
van dit gebied lag ten 0. van den IJsel, maar bij Leuvenheim
ging de grens over de rivier en liep van daar tot E r b e k e , om
van Er b e k e zieh te wenden naar S u t h emp e , waar hij den
thans verlamden IJsel bij het nog bestaande huis Emp e weer
overschreed. Een stuksken van Hameland lag dus in de tegen-
woordige Veluwe.
Belangrijke terreinafscheidingen, zooals wel in den regel de
grenzen onzer gouwen vormden, vinden wij hier niet. De natuur-
lijke grens zou de rivier zijn geweest, maar door ons onbekende
omstandigheden was ook een hoek lands aan de overzijde onder
Hameland gekomen. Vermoedelijk werd toch dit gebied wel zooveel
mogelijk door een’ waterloop bepaald en dan zouden de Soerensche
en Eerbeeksche beekjes daarvoor in aanmerking komen, terwijl
het gebied van het vroegere Schoutambt, thans de gemeente,
Br umme n , in hoofdzaak met dat van het deel van Hameland
aan deze zijde zal overeenkomen. Zulke oude indeelingen eener
landstreek hebben toch niet zelden een’ historischen grondslag.
Voor verreweg het grootste deel heeft in Jeder geväl onze weg
van Soeren tot Eerbeek ons door het oude Hameland geleid en
gaf Folkerus ook in dit graafschap goederen, hem door erfenis
ten deel gevallen, aan het Werdensche klooster, dan schijnt het
niet ongeoorloofd, daaronder ook Hall te rekenen, wiens aan
St. L u d g e r gewijde kerk de herinnering aan den arbeid van
dien eersten der in ons vaderland geboren -Evangelieboden in
herinnering houdt in de landstreek, waar hij gearbeid heeft.
Een beukenlaan tusschen bouwakkers brengt ons bij den ingang
van het afgesloten terrein bij het Hui s te Eer beek. Längs
een groote, door statige lauen omringde en door een beek ten
deele begrensde weide, ter linkerhand, en een nette boerderij
h e t h u i s t e e e r b e e k .
met boomgaard ter regter, voert de statige beukeedreef naar het
ruime, nieuwerwetsche, grijs gepleisterde, met wilden wingert be-
groeide huis,, dat ter regterzijde van de laan met zijn serre, zijn
stalling en zijn koepel in een weelderig plantsoen van heesters en
opgaand geboomte ligt, terwijl voor het huis de beek bij een
groep zware beuken, als een lustig klaterend watervalletje schui-
mend neerstroomt. De ligging tusschen het uitgestrekte wandelpark
met zijn vijvers is günstig’ en het uitzigt naar alle zijden fraai en
vriendelijk. ’t Wordt echter niet meer doorgaande bewoond. De
tegenwoordige eigenaar, de em. pred. H. M. Be r n s , iste Arnhem
. gevestigd en komt slechts nu en dan op het huis. ’t Is dan ook
heden gesloten en de gelegenheid ontbreekt ons, er den toegang
te vragen. ’t Is trouwens ook geheel vernieuwd en verbouwd, al
wijzen de zware kelders en de dikke muren van het oudste gedeelte
nog op zijn’ voormaligen toestand. De grachten zijn nog wel te
herkennen en ouden van dagen herinneren zieh nog de brug,
die naar den voorhof leidde. Ook moet de ridderzaal , links van
den ingang, nog wel zijn te onderscheideh, en naar wij vernemen
prijkt daar een prächtige schoorsteen, met welgekozen christelijke
Symbolen versierd, in 1854 naar ’t ontwerp-van den tegenwoor-
digen hoogleeraar aan de Academie te Amsterdam, B. W ij n v e l d ,
vervaardigd, gelijk ook in de vier hoeken van het plafond de
duif is aangebragt.
Door den overvloed van krachtig hout en stroomend water
kon ’t hier een liefelijke woonplaats zijn. Zoo heerlijk weift zieh
het volle groen over den stillen vijver voor het huis, die het
weerspiegelt en tintelt in het doorvallend zonlicht, terwijl het
zachte ruischen van den waterval zieh mengt met het suizen van
den wind in de digte bladerkroonen. Maar helaas! — de schoone
partijen, door bosch en beek g e v o r m d , worden jammerlijk bedorven
door de onaangename geuren, uit het door de papierfabrieken
verontreinigde water opstijgende. Als dit de doorgaande toestand
is, hoezeer lijdt dan de oud-adellijke hofstad door de nijverheid,
die in haar’ omtrek bloeit!
Een met kloeke beuken en eiken beplante singel omringt aan