Bourgondie uit dit deel der Vel uwe te verdrijven. ’t Was een stoute
verrassing door een’ kleinen ruitertroep, die, op zijn beurt overval-
len en in ’t naauw gebragt, -zieh binnen de sterke muren van den
toren bergt. Want die van Amersfoort laten zieh niet wachten, om
de belangrijke grensplaats te hernemen. Zij hebben bussen met zieh
gebragt. Heftig wordt de toren beschoten. Vier ofvijf der belegerden
worden gedood; maar er was zelfs zooveel niet noodig, om eenige mannen
, nagenoeg weerloos, zonder voedsel of water, in die enge ruimte
besloten, „in de uiterste verlegenheid te brengen.” Van een verdrag
willen de belegeraars niet hooren, tenzij men Jan van Schaffelaar
door de galmgaten naar beneden werpe. Op hem zijn zij uitermate
gebeten. Wij kennen hem van elders niet. Die onverzoenlijke haat
van bisschop Davids onrustigste onderzaten en bitterste vijanden kan
voor of tegen den hoofdman getuigen. Zijn krijgsmakkers, trouwe
mannelijke harten, weigeren tot dien prijs hun leven te koopen. De
aanvoerder zelf w'il zijn spitsbroeders niet in ongelegenheid brengen.
Van den torentrans springt hij naar beneden, en wordt onbarmhartig
en lafhartig afgemaakt. Wat Sympathie heeft Oltmans niet weten te
winnen voor den nobelen held! Hoe schoon heeft hij het lijden
der belegerden, hun liefde, hun moed, hun volharding geschil-
derd! En wij behoeven niet te vragen, waarom Pe r r o l met de
röode hand van geen verzoening wilde weten.
Na onze bedevaart naar den toren rest ons nog het bezoek
aan het gemeente-museum, het hoofddoel van ons verblijf alhier.
’t Berust in de fraaije bovenkamers van het nieuwe raadhuis, op
zieh zelf reeds een bezienswaardig gebouw, dat menig belangrijker
plaats aan Barneveld benijden kon. Ruim en luchtig, goed verlieht,
eenvoudig maar smaakvol versierd en gemeubeld zijn de
vertrekken. Daarom is ’t ons intusschen niet te doen, al maken
dergelijke openbare gebouwen ook een’ aangenamen indruk. De
verzameling, er bijeengebragt, is inderdaad belangrijk, zoowel om
haar’ rijkdom, als om de uitstekende wijze waarop zij geordend
is. Zeker zou op verre na niet iedere gemeente kunnen vinden,
wat die van Barneveld opleverde. Maar hoeveel is er toch elders
riog vaak verwaarloosd of overal verstrooid, omdat men de be-
teekenis er van voor dp geschiedenis niet begrijpt.! Is eens de
aandacht er op gevestigd en een plaats aangewezen, waar alles
goed wordt bewaard, dan vindt de een iets, een ander Staat in
eigendom of bruikleen af, wat onder hem berustte. Wij zien ’t
ook hier weer bevestigd, wat wij in der tijd te Assen opmerkten :
waar iets is, komt iets bij, waar niets is, gaat alles verloren. Hoeveel
rijker zou onze kennis van ’t verledene zijn, als eens sedert
eeuwen en alom was gedaany.’wat nu sedert enkele jären hier en
daar gedaan wordt! Mögt nog menig[plattelandsburgemeester den
stoot geven tot het vormen van een gemeentelijke verzameling,
zooals burgemeester Nairac ’t voor Barneveld deed. En mögt het
dan zoo goed geschieden, als hier het geval is. Duidelijk geschreven
etiketten geven van alle voorwerpen zooveel mogelijk afkomst en
noodige bijzonderheden op. Alles is goed te zien. De concierge
van het gebouw verontschuldigt zieh wel met bescheidenheid, dat
hij er niet veel van weet, en betreurt om onzentwille de afwezig-
heid van den man, „die er alles van weet” ^ vermoedelijk de
merkwaardige ex-schaapherder, later gemeentebode Bouwheer, die
zooveel voor ’t museum wist op te sporen en zoo goed in de geschiedenis
te huis is. Maar deze gids blijkt toch ook lang niet
siecht op de hoogte. Hij heeft ook liefhebberij er voor en wat
kennis er van gekregen. Het voorbeeld is aanstekelijk. Des noods
zouden wij zelfs zonder geleide veel hebben kunnen nagaan, door
de wijze waarop alles tentoongesteld en beschreven is. Uit den
aard der zaak kan een bezoek aan een verzameling als deze slechts
een vlugtig overzigt geyen van wat er aanwezig is , om als bronnen
voor een geschiedenis der landstreek gebruikt te kunnen worden.
Voor wie tijd en lust heeft is er zeker vrij wat te vinden, wat over
haar verleden licht kan verspreiden, maar tot dusver is de wensch
van den heer Nairac, in ’t voorwoord van zijn laatste bundeltje
schetsen uitgesproken , niet vervuld. Jeugdiger krachten hebben zieh
nog niet aan het gebruiken, van de. bij een gebragte bouwstof gewijd.