en akkermaalsboschjes en dan vinden wij de palen, die den ingang
van Hulshorst aan wij zen. Over de plaats kunnen wij ook het
station bereiken en wij verkiezen die wandeling boven den grint-
weg. Maar wij gaan nog een weinig verder. De straatweg loopt
met een sierlijke bogt tusschen bouwland en bosch ter linkerzijde,
en de groote met hoog hout omzoomde weide ter regterhand,
waarachter het heerenhuis zieh nog schuil houdt. Ook hier tintelt
het heldere water in het zonlicht, een deel der weide omvattend
en dan zieh afbuigend längs het digtbegroeide terrein, waar kloeke
sparren in menigte wassen. Wij moeten ons met een’ enkelèn blik
daarop vergenoegen en keeren dan op onze schreden terug, om
het hek in te gaan. Een laan van jonge sparren leidt ons tusschen
de weide en het bosch, in de nabijheid van het wit gepleisterde
huis, dat met zijn stalgebouwen en moestuinen tamelijk diep in
de plaats ligt en van den straatweg evenmin te zien is, als het
daarop een uitzigt heeft. Het front met een zware colonnade is
gekeerd naar de spoorbaan en ziet derwaarts uit over een fraaije,
uitgestrekte, door een schoone waterpartij omspoelde weide, waarin
een duiventoren is geplaatst. Het op een bordje geschilderd (/verzoek
om niet vlak längs het huis te wandelen” eerbiedigen wij gaarne —
voor zoover het mogelijk is, want de weg loopt er tamelijk digt
voorbij. Ook deze plaats staat voor het publiek open, maar billijk
wenscht de eigenaar en bewoner, Mr. D. van Meu r s , burge-
meester van Harderwijk, zichzelven en zijn gezin eenige vrijheid
in de onmiddellijke nabijheid zijner woning voor te behouden.
Het huis is ruim, maar door oudheid of bouwstijl niet opmer-
kelijk. Hulshorst zelf is echter reeds een sedert eeuwen bekend
goed. Misschien is het hetzelfde als Ho l l h o r s t op de Veluwe,
dat in 1295 wordt genoemd, toen graaf Reinoud van Gelder
vijftien molder garst uit zijn tienden aldaar aan de kapel te
Staverden schonk. In de 15de eeuw behoorde het aan het adellijke
geslacht van Speulde. Een erfdochter Jacoba bragt het aan
hären echtgenoot J o z e f van Arn h e m, in wiens geslacht het
bleef, totdat het in 1654, wederom door een erfdochter, met
Ned e r h a g e bij Velp overging aan Al e x a n d e r van Spaen,
die in 1661 ook het vorstelijk B il j oen aankocht.
De baronnen van Spaen hebben langen tijd Hulshorst in eigen-
dom bezeten, maar sedert vele jaren reeds. behoort het nu aan
de Harderwijksche familie van Meurs. Voor de ingezetenen dier
stad is het met den spoortrein gemakkelijk te bereiken en er
wordt dan ook druk en dankbaar gebruik gemaakt van de gele-
genheid tot heerlijke boschwandelingen, die dit landgoed met den
naburigen Essenburg in ruimen overvloed aanbiedt en het oog
van menig reiziger, door de ^/Centraal te midden der dorre zand-
heuvelen heengevoerd, heeft zeker wel met heimwee gerast op de
oase, zoo veelbelovend en voor hem zoo tergend bij het nederige
Station van Hulshorst gelegen.
Wij volgen de beuken- en sparrenlaan längs de weide achter
het huis en houden deels de bosschen van het landgoed ter regterzijde
nevens ons, deels zien wij hen aan den overkant der weide op
het hooge, min of meer golvende terrein zieh uitstrekken. Een
fraaije dwarslaan verbindt beide gedeelten. Daar verlaten wij door
een hek, welks palen den naam der bezitting dragen, de buiten-
plaats weder, maar daarmede is het landgoed nog niet ten einde
en het Station nog niet bereikt. Wij slaan de beukenlaan in , door
een’ slagboom voor rijtuigen, niet voor wandelaars, afgesloten.
Uit het hooggelegen koepeltje aan den weg laten wij het oog
weiden over het ruime en vriendelijke landschap, waarvan thans
het witte heerenhuis met zijn colonnade het middenpunt uitmaakt.
Wij overzien het boekweitveld, zoo schitterend afstekend tegen
de hier en daar met bruine beuken geschakeerde sparrenbosschen.
Wij zien het heldere water stroomen tusschen de hooge, begroeide
kanten. En dan brengt het pad onder sierlijk overhangende berken-
kroonen ons bij de spoorbaan en weldra bij het Station en aan
den ovei'weg aan den ingang van het prächtige Leuvenumsche
bosch.