omtrek, waarvan het eenniaal een sieraad moet hebben uitgemaakt.
Was ons niet medegedeeld, dat het huis „achter den Zwarten
boer” had gestaan, dan zouden wij zijn plaats gezöcht hebben in
de bosschen tegenover de herberg, waarin de vierkante, met riet
en waterlelies begroeide vijver tnsschen de kloeke beukenstammen,
de breede greppels en grachten, evenzeer met waterplanten overdekt
eh door hooge rijkbewassen kanten ingesloten, evenals de slinger-
paden en de verschillende houtsoorten, blijkbaar van den aanleg
eener buitenplaats zijn overgebleven. ’t Is nu alles verwilderd, maar
’tis toch nog wel te zien, dat het eens tot een aanzienlijk land-
goed behoorde.
Aan de andere zijde van dit bosch ligt de beide, die het
Leuvenumsche bosch van dat van Staverden scheidt. Hadden de
eischen van den inwendigen mensch ons, niet gedrongen, de herberg
op te zoeken, dan hadden. wij door die heide eerst een be-
zoek kunnen brengen aan Staverden, om dan längs den grintweg
terug te keeren.
Bij een’ wandeltogt, die aan ’t Station Hu l s h o r s t begint en
waarop met het onverbiddelijke spoorboekje geen rekening be-
hoeft gehouden te worden, is dat misschien oolc aan te bevelen.
Men heeft dan niet tweemaal denzelfden weg en komt van zelf
in het bosch van Staverden, dat nog tamelijk ver van het huis
verwijderd is en nu ongezien moest blijven, om, bij de groote en
altijd tegenvallende Yeluwsche afrtanden , ’t gevaar niet te loopen
van den trein te E rme l o te missen. Maar zeker behoeven wij
’t ons zoozeer niet te beklagen, dat wij den grintweg tweemaal
hebben bewandeld. ’t i s een fraai en vriendelijk landschap, waar-
door hij leidt. Hier en daar slingert hij zieh in bevallige bogten
tusschen het zware hout, ginds längs akkers en weiden, straks
längs eenvoudige huizen en schilderachtige, ten deele aanzienlijke
boerenhofsteden. Schoone beuken staan er in statige rijen, forsche
eiken prijken er in hun ernstige majesteit, hooge sparren breiden
hun guirlandes van digt en donker groen er over uit. Een tijd lang
vergezelt hem een mischend beekje , dat zieh straks weer bij een
weide in het hakhout verbergt. Eeh breed zandspoor wendt zieh