vriendelijk bedehuis, met handen gemaakt. Als een der patiënten
bij ’t verslag van zijn dagwerk verhaalt, dat hij naar de kerk is
geweest, dan heeft dat niets met de vervulling van een godsdien-
stige behoefte of verpligting of gewoonte gemeen. Dan is ’t een-
voudig, hoever hij zijn wandeling heeft uitgestrekt. Om de kerk
zelve behoeft hij het niet te doen. ’t Is een steenen gebouwtje, niet
veel meer dan een schuur of een hut. Men zegt echter, dat bij
den heer J u t inderdaad een plan had bestaan, ook een kerk ten
behoeve der badgasten te stichten en dit thans doelloos en vertaten
metselwerk daarvan ’t begin was geweest. ’t Moet dan wel
bepaaldelijk de toren geweest zijn, waarmede een aanvang werd
gemaakt, want zelfs voor een kerkje van de meest bescheiden af-
metingen is de vierkante ruimte veel te beperkt.
Een voetpad over heidegrond, hier eil daar met varens begroeid,
leidt ons naar den / ,Dammansberg,” een vrij aanzienlijke hoogte,
— ook op het kaartje aangewezen — van waar wij het oog laten
gaan over de uitgestrekte vlakte achter het logement, waaruit de
naald oprijst, in de verte door bosschen begrensd. De zandige, ten
deele met heideplanten bedekte top verheft zieh uit een’ breeden
kring van hakhout en dennen, hoog genoeg, om een ruim uitzigt
over het landschap te vergunnen, en beter nog dan straks zien
wij de witte kruinen en de ruige hellingen van Ri g h i en
Mon t - b l a n c boven de woeste heidevelden in eenzame grootheid
blinken in den glans der inorgenzon. Een frissche koelte strijkt
over den heuveltop en brengt de opwekkende geuren uit dennen-
bosschen en heidestruiken tot ons over. Een zuivere lucht ademen
wij met volle teugen in. ’t Moet hier wel een gezonde landstreek
zijn, waar zwakken versterking, zenuwlijders kalmte en veerkracht
kunnen vinden, vermoejden van hoofd en hart vernieuwden levens-
lust en levensmoed vergaderen !
Iets hooger dan de Damma n s b e r g is de J u t s b e r g , en
fraaijer nog, ruimer en rijker aan verscheidenheid is er het panorama,
maar de afstand van het badhuis is ook iets grooter en de togt
er heen wat meer vermoeijend. Op het kaartje is deze heuvel niet
aangeduid, maar een wegwijzer stelt den vreemdeling in kennis
met zijn bestaan en van de rigting, waarin hij moet worden gezöcht.
Het pad er heen voert ons over een’ golvenden bodem,
deels met kleine dennetjes bezaaid, deels nog onontgonnen, waar
zandige dalkommen, met hun grijs en wit. en geel getinte of met.
wilde struiken begroeide kauten scherp verlieht tegen den helderen
hemel afsteken. Tusschen kale, hier en daar met opslag bewassen
glooijingen, krachtig bruin gekleurd door den gloed der zonne-
stralen, klimt allengs de blinkend witte weg naar den top, met
donkere dwergdennen gekroond en omringd door een’ gordel
van zonnig groen in allerlei schakeering. Daar boven is lommer
en koelte en van een der hoogste punten, in schaduw van breed
uitgewaaide dennen, gaat de blik over een schoone wijd uitgestrekte
vlakte, die zieh in het verre verschiet verliest. Ginds rijst
op zijn’ heuvelrug het torentje van Lo e n e n , daar rooken de
fabriekschoorsteenen van Eer b e e k en de kloeke toren van Hal l
is er duidelijk te onderscheiden. Van verre schemeren de torens
van Z u t p h e n , van Br umme n en van Do e s b u r g , en anderen
nog teekenen zieh flaauw tegen het wazig blaauw, waar hemel en
aarde ineen schijnen te smelten. Huizen, buurschappen, akkers,
weilanden, heiden, groote en kleinere bosschen liggen daar beneden
ons. De naald steekt, ook van hier voor ons zigtbaar, zijn ranke
spits boven het houtgewas op den voorgrond uit en de digtekroonen
van het geboomte bij het badhuis en het logemen t vertoonen zieh
ernstig en krachtig met hun statige lijnen en hun afwisselende,
zacht ineen vloeijende tinten. Donzige zomerwolken drijven aan
den diep blaauwen hemel, en hun breede schaduwen trekken lang-
zaam over het schoone landschap heen. Zacht ruischt het in de
dennen, alsof in de verte de magtige stem der zee zieh liet hooren,
de insecten gonzen, de krekel tsjirpt in de struiken, een enkele
houtduif mengt haar eigenaardig gekir, ’t weemoedig geluid onzer
bosschen, in die onbestemde klanken. Maar dat verstoort de stilte
niet, zoo weldadig voor ’t door zorg en inspanning en drukke bezig-
heden overprikkelde gemoed, en moet in het badhuis daar ginds
een doelmatige behandeling medewerken, om de geschokte gezond-
heid te herwinnen, niet ten onregte wordt van de bondgenooten