70 OP WEG.
waarin de goederen in het testament van Folckerus worden genoemd,
zou misschien zijn op te maken, dat Vunnilo meer in denabijheid
van Putten lag. Daar het stift Werden de Veluwsche goederen, in
1492 reeds aan de abdij Abdinghof verpand, in 1551 aan-dat
klooster verkocht, zouden oude papieren, de Twellosche landgoe-
deren betreffende, eenig licht kunnen verspreiden, wanneer zij zoo
hoog opklommen, dat van eenige betrekking op het Paderbornsche
godshuis bleek. De kerkgifte behoorde aan het kapittel der St.
Lebuinuskerk te Deventer en den Gelderschen landsvorst. Een af-
zonderlijke heerlijkheid is Twello niet geweest, geen bürgt van betee-
kenis, geen edel geslacht van invloed heeft zieh hier doen gelden
en de eeuwen gingen over het Veluwsche dorpje voorbij, zonder
dat de veder der historie iets belangrijks te boeken had. In het
midden der vorige eeuw werd er nog niets anders van gezegd, dan
d it: „Twello is een zeer gering dorpje.”
Dat kan er nu zeker niet van gezegd worden. Wel behoort het
nog altijd tot de gemeente, gelijk vroeger tot het schöutambt Vo o r s t
en heeft. het dus als gemeente geen afzonderlijk bestaan, maar noch
om het aantal, noch om het aanzien zijner huizen mag het thans
meer den naam van een gering dorpje dragen. Wij ontvingen reeds
terstond dien indrnk en voortdurend wordt die versterkt, hoe meer
wij er van leeren kennen. Een eikenlaan brengt ons naar den straat-
weg op Deventer. ’t l s een vrolijke weg tusschen bouwland, hagen,
tuinen en buitenverblijven, en alom in de velden zijn boschjes en
woningen verspreid, terwijl het digte hout der grootere landgoederen
hier en daar de uitgestrekte vlakte begrenst. Aan de kanten geuit
de thijm en bloeit de erica, ten bewijze dat wij hier een’ zandigen
bodem, een ontgonnen heide vinden, maar van woestheid en ledig-
heid is niets meer te bespeuren. Zorgvuldig bebouwd, digt bevolkt
is de landstreek. Daar ginds, in een korenveld , achter de kerk,
op körten afstand van de dorpsstraat, Staat een paal, op zichzelve
weinig bekoorlijk, maar den volke welkom als de brengster eener
goede boodschap. Zij wijst de plaats aan, w ä a r ’t Station zalkomen.
Zij heeft in zieh de belofte van den niet ver meer verwijderden dag,
-svaarop.de spoorbaan het bloeijende dorp aan het ljzeren net, dat
AAN STRAAT- EN 0RINTWE8. 71
de wereld overspant, zal verbinden. Wanneer wij die profetie met
belangstelling om de wille der bewoners begroeten, is er echter
vooreerst nog geen zelfzucht in die blijdschap. De frissche zomer-
morgen is te heerlijk , dan dat wij naar een spoorwagen-coupe zouden
verlangen; de weg is veel te aangenaam, en de togt belooft ons
te veel verscheidenheid, dan dat wij zouden wenschen, het fraaije
landschap anders dan wandelend door te trekken.
Tal van villa’s en buitentjes, — buitens ook — door akkers,
weiden, boerderijen, burgerwoningen en werkplaatsen afgewisseld,
zijn geschaard längs den in sierlijke bogten zieh slingerenden, nu
en dan door eiken belommerden straatweg. Ma r i e nh o f , Veld-
wijk, Bi jvank, Schoonoord, Klein-Bi jvank, Vo o r b u r g ,
Fl i e r k amp versieren het oord door Iran plantsoenen, hun bloem-
perken, hun waterpartijen. Ginds komt van verre het groote huis
van C r u i s v o o r d e te zien; daar loopt de laan van den „Huize
H u n d e r e n” op het rood steenen heerenhuis aan; elders is ’t een
vriendelijk Hollandsch landschap, waar de roodbonte runderen in
de weide zoo krachtig uitkomen tegen het donkere hout. Een goed
kwartier buiten de kom van het dorp vertoont zieh een ruim, nieuw
en smaakvol gebouw, kenbaar aan de vierkante, torenvormige belvedere
op den hoek, te midden van een vrij uitgestrekt park. Dit
is voor ons een der bakens op de reize, ’t Is Eu r e k a , de günstig
bekendekostschool der dames Van Calkar . „Naast de kostschool”
moesten wij den zij weg op Terwolde vinden. Daar staat dan ook
de handwijzer en wij verlaten de groote heirbaan, om längs de
rasters van den aan accasia’s rijken tuin van het instituut en straks
te midden der vruchtbare bouwvelden onzen togt voort te zetten.
Aan dezen weg is ’t geen reeks van vriendelijke of deftige land-
huizen meer. De boer en zijn bedrijf is er de hoofdpersoon. Maar
aan onzen linkerkant vinden wij toch een laan en wat bosch van
Hunderen, ’t plantsöen met den koepel van den spijker Hinde,
en ter regterzijde rijzen op eenigen afstand boven de goudgeele koren-
akkers twee zware, digte bosschen als hooge, donkere muren op. Het
eerste laat, even het witte huis van den burgemeesterlijken Di jkhof
doorschemeren, het tweede is het bosch van ’t oudadellijke Meer