kleine omweg waard, ook voor wie het reeds hadden leeren kennen.
Wij behoeven er ons echter niet op te houden en zijn geschiedene
kan ditmaal onvermeld blijven. Zijn wij straks weer op den straatweg
uitgekomen, dan kunnen wij ook den grijzen, merkwaardigen N lj en-
b e e k , daar ginds in de boschjes verborgen, onbezocht laten. Waren
wij hier voor ’t eerst, dan hadden wij niet zoo laat op den dag
onzen togt mögen beginnen en den zijweg bij het buitenverblijf
Nieuw enh o f , die naar den eenzamen toren aan den IJseldijk
leidt, zouden wij niet mögen voorbijgaan.1 Thans gaan wij door,
na slechts even te zijn afgeweken, waar tegenover het landgoed
Beekz i c h t met zijn groote'waterkolk, de schilderachtige water-
molen op de Loenensche beek ons onweerstaanbaar aantrekt. Hoe
schoon is hier het eenvoudige, stille landschap. Hoe spiegelen zieh
de donkere muren van het houten gebouwtje en de blaauwgnjze
wilgen in de heldere, door geen koeltje gerimpelde waterkom.
Wat vrede rust er op de weiden er om heen, wat wonderbare
gloed is er in de lucht , door den vijver weerkaatst. Zeker, alles
werkt dezen avond mede. Aan de verlichting danken onze vader-
landsche landschappen voor een goed deel hun bekoorlijkheid, —
als wij een paar dagen later den watermolen in een’ digten mot-
rewen weerzien, zouden wij hem het aanzien naauwelijks waard
achten — maar als de omstandigheden günstig zijn, dan vmden
wij ook menigmaal, zoo als hier, een tafereeltje om niet van te
scheiden.
Even voorbij den straatweg naar Apeldoorn, tusschen de herberg
de G i e te ls c he brouwer i j en de school, zouden wij den
kortsften weg naar Twello kunnen inslaan. De grintweg, die daar
begint, voert naar Loenen op de Veluwe, maar al spoedig buigt
zieh een voetpad in noordelijke rigting, längs en door de bosi
Voor wie den Nijenbeek willen bezoeken worde-berinnerd, dat men,
van daar den IJsel een eind weegs volgend, niet ver van de-herberg de
Z u t f e n s c h e b o e r we«r op den straatweg kan mtkomen.
OTJDE VRIENDEN. 61
sehen van Boslo en de Lathmer, dat ons vrij wat tijd kon doen
winnen, mits wij niet verdwaalden, wat op eenzame, vaak elkander
kruisende landwegen in onbekende, schaars bewoonde streken niet
onmogelijk, en bij naderende schemering weinig begeerlijk is.
Maar ook al is dat gevaar niet groot genoeg, om ons daarom alleen
te bewegen den straatweg te houden, die weg zelf is door de
trotsche eikenlanen, die hem beschaduwen, de golvende koren-
velden en de statige bosschen, die hem omzoomen, de deftige
landgoederen, die hem versieren, zoo rijk aan schoonheid van
allerlei aard, dat wij dien toch zouden verkiezen. Daar komt het
geele, vierkante heerenhuis van Boslo tusschen het digte geboomte
uit, den achtergrond vormend van een vriendelijk landschap
, met bouwland en hofsteden en boschjes en het slanke
kerkgebouw. Daar sluiten de hooge lanen van de Pol l de bloei-
jende akkers in. Daar ligt het nobele landgoed de La thme r .
Daar prijkt de zware, prächtige linde bij de nederige uitspanning
de Z u t f e n s c h e boer. ’t Zijn allen oude bekenden, maar die
wij met ingenomenheid nog eens begroeten , nu zij in het licht
van den kalmen, heerlijken zomeravond ons oog weer voorbijgaan.
De breede, donkere laan van de La t hme r daar tegenover
de herberg zou ons den weg naar Twello aanmerkelijk kunnen
bekorten. ’t l s ook een der binnen wegen derwaarts. Door dien in
te slaan zouden wij echter ons plan, om Wilp nog te bezoeken,
moeten opgeven. Wenschen wij dat ten uitvoer te brengen, dan
moeten wij vooreerst den straatweg nog niet verlaten. Maar dan
mögen wij ook niet te lang onder het loverdak der linde uitrusten.
De avondschemering zal zieh niet lang meer laten wachten en de
lucht begint met regen te dreigen.
Eenigen tijd houden wij de bosschen en bouwvelden van de
Lathmer nog aan onze linkerhand en wij zien het deftige front
van het groote huis met zijn torentje, door krachtig geboomte omlijst,
en de breede oprijlaan met de portierswoning, die den hoofdtoe-
gang tot het schoone landgoed geeft. De straatweg blijft nog door
kloeke eiken omzoomd en beschaduwd, terwijl de zware IJseldijk
met zijn bogten den weg nadert en de toren van Wilp, nevens