Ook aan deze zijde der rivier is de uiterwaard breed en vrij
Jang duurt het, eer wij den dijk bereikt bebben. ’t Is hier daar-
entegen minder een rüstige weide voor het vee, die zieh längs
den oeverzoom uitstrekt, dan wel een voorraadschuur van grond-
stof voor de steenbakkerij. Diepe kuilen met steil afgestolcen kanten,
waaruit de klei gegraven wordt, ijzeren sporen, waarop de kleine,
zware wagens worden voortgetrokken, bezige arbeiders en zwoegende
paarden, de puinwegen, door het steengruis rood gekleuvd,
geven ons een gansch ander tafereel te aanschouwen dan daar
ginds, levendiger, maar minder vriendelijk, gelijk de nijverheid
in den regel de schoonheid en den vrede van het landschap ver-
stoort. Doch ’t is niet alleen de uiterwaard, die een ander karakter
vertoont en ’t is niet enkel door het ongewone getal van rijtuigen
en voetgangers, heden het fijne, witte stof van den grintweg op
de dijkkruin opjagend, dat zieh de Overijsalsche zijde van de
Geldersche onderscheidt. Wat ons vroeger reeds bij onze wande-
ling van Wijhe naar Olst1 had getroffen, dat trekt ook in dit ge-
deelte van het landschap binnensdijks onze aandacht-., ,’t Is veel
rijker aan hout en daardoor aan afwisseling, dan aan den overkant.
De velden zijn veel meer door hagen, wegen , lanen door-
sneden en omzoomd. Het aantal boerderijen en woningen, door
de vlakte gezaaid, is grooter. De streek geeft den indruk van digter
bewoond te zijn. Daar is iets weelderigs in het volle groen, waar-
over het oog van de hoogte weidt en achter die weiden en akkers,
die hagen en struiken, die rijen van populieren, wilgen en iepen,
golven de donkere, stat.ige bosschen der aanzienlijke landgoederen,
waaronder reeds op een’ afstand het kloeke hout op de Haere
te onderscheiden is.
Wij houden den dijk, tot waar bij het fraaije, als een Zwit-
sersch chälet gebouwde en met klimplanten rijk begroeide portiers-
huis, een breede grintweg tusschen steenen palen den hoofdtoegang
geeft tot het uitgestrekte, prächtige park, dat ook van deze zijde
1 De wandeliDg van Wijhe naar Diepenveen, waarin nadere hijzonder-
heden oratrent deze landstreek, haar dorpen en heerenhuizen zijn opge-
nomen, is te yinden deel 6 van de l ste uitg av e , deel & van de 2äe,
niet minder vorstelijk zieh vertoont, dan aan den kant, van waar
wij. het vroeger leerden kennen. Een gedeelte van het terrein wordt
ingenomen door een groote weide, waarachter het deftige huis
met zijn torens is gelegen en waarlangs' de rijweg derwaarts loopt.
Trotsche boomen, bruine beuken, sparren, accasia’s, eiken, af-
zonderlijk of in groepen vereenigd, bloeijende heesters, koele
beukenlanen, digtbegroeide boschjes met slingerpaden doorsneden ,
een waterwerk , in het welig groen zieh verliezend of in sierlijke
bogten zieh wendend door den smaakvollen aanleg, de bloemtuin
bij het huis, de gazons, de lanen en boschpartijen voor het front
van het kasteel, de ruime gracht met de brug naar het voorplein
tusschen de beide vleugels, ’t vereenigt zieh alles tot een schoon
en aantrekkelijk geheel. Maar het draagt ook de blijken, dat in
den laatsten tijd de hand er te weinig aan gehouden is. Niet
zonder leedwezen zien wij de sporen van verwaarloozing en verval.
Vooral de gebouwen hebben er onder geleden. Er zijn er, half
afgebroken, er zijn er wier opbouw werd gestaakt, ruinen, eer zij
nog werden voltooid. Hekken, rasters, balustraden, walmuren
hebben dringend behoefte aan herstelling. De edele en nog altijd
fraaije huizinge zou uit- en inwendig zorgvuldig moeten worden
nagezien, de gracht van ruigte gereinigd. Een landgoed als de
Ha ere is een kostbare bezitting. Zij eischt voor haar önderhoud
ruime middelen, maar als het noodige aan haar wordt ten koste
gelegd, dan loont zij ’t ook overvloedig door wat natuur en men-
schenhand voor de oude havezathe hebben gedaan.
Al de kamers, uitkomende op de gangen, die op beide ver-
diepingen de breedte van het hoofdgebouw tusschen de vleugels
ipnemen, hebben heerlijke uitzigten. Missekien'zijn zij wat klein,
gelijk de trappen, gangen en portalen wat ruimer hadden kunnen
zijn. Maar heden is alles ook overvol, door de uitgestalde meubels ,
sieraden en kunstschatten en door de overgroote menigte van be-
zoekers, die zieh daartusschen verdringen. Een’ inventaris van den
inboedel, meètedeelen behoort niet tot onze taak. De sierlijk ge-
drukte catalogus, op den omslag van glacé carton met gouden
letteren prijkend, geeft de noodige inlichtingen, waaronder eenige