die der heerlijkheden onzer stadfiouders genoemd; wij zouden er
de herinneringen vinden aan magtige kasteelen en vorstelijke Inst-
hoven, maar toch riiet veel meer dan de he r i n n e r i n g e n alleen.
Een rijtoer door het Westland wordt niet zelden door de Hagenaars
en hun gasten gedaan — deze binnenweg wordt dan echter door-
gaans niet gekozenSp Yoor een wandeling zijn de afstanden wel
wat groot, de open grintwegen wel wat zonnig en al ontbreken
er de fraaije en vriendelijke landsc.happen en vooral bij Loosduinen
de buitenplaatsen niet, de lange steenen muren, waarin de meeste
Westlandsche ,/tuinen” liggen, beletten het gezigt op wat daar
groeit en bloeit en rijpt, terwijl zij vaak aan de landstreek iets
eentoonigs geven, dat haar voor een’ wandeltogt minder aanbevelens-
waardig maakt. Een uitstapje van de hofstad naar Loosduinen en
Monster, met het kleine zeedorpje ter Heide, door den stoomtram
gemakkelijk gemaakt en ook voor een’ voetganger geenszins on-
bereikbaar, behoort tot ons bestek ditmaal niet.
Langs nde Voordes” keeren wij terng en de spoorbaan gaan
wij weer over.
Reeds aanstonds bij den ingang der iepenlaan vinden wij een
dier eenvoudige brugjes over de vaart, die in deze streken zoo eigen-
aardig zijn en , zoowel op het doek door het penseel des schilders
weergegeven, als in de werkelijkheid, onwillekeurig de aandacht
trekken. Kunsteloos is het. Een steenen boog met een flaauw ge-
gebogen gemetselde balustrade zonder eenig sieraad, aan het eene
einde een paar vierkante p a len |l|| dat is alles. Maar zoo geestig
is ’t van vorm, zoo schoon van kleur, door den tijd verweerd, met
mos en spichtig gras in de voegen, zieh spiegelend in den kalmen,
klaren vliet, uitkomend tusschen het voile, rijk geschakeerde groen
vnn allerlei wild uitgroeijend geboomte en slanke rietgewassen, over-
welfd door een paar oude, knoestige stammen met hun breede
kroonen, half in de koele schaduw, half verlieht door de zon van
den zomermorgen, dat het in al zijn’ eenvoud een’ diepen, onver-
getelijken indruk maakt. Endelvaar t heet de plaats, die vroeger
waarschijnlijk een der heerenhofsteden van dezen. omtrek was, te
oordeelen naar het oude, zware hout, waartusschen vermoedelijk
het huis heeft gelegen; maav thans staat er nog slechts een boeren-
woning, wier witte muren en bemoste daken vriendelijk uitkomen
tegen het groen van het geboomte.
Niet ver van den ingang van Endelvaart vinden wij een der-
gelijke brug, iets aanzienlijker en iets beter onderhouden, met
ijzeren leuningen en wat deftiger palen, ’t l s een der toegangen tot
het uitgestrekte terrein, dat onder het Huis te Werve behoort.
Een fraaije lindenlaan leidt er naar een open ruimte in het bosch,
tusschen het nog tamelijk jonge hout, waar een stal en een boerderij
zieh voor het oog van den voorbijganger längs den weg verschuilen.
Van een heerenhuis is hier niets te zien, al heeft het den schijn,
dat dit gedeelte der bezitting ook in der tijd een afzonderlijke buiten-
plaats was, waarvan de huizinge werd gesloopt en alleen de neven-
gebouwen overbleven, 'terwijl de grond werd aangetrokken bij het
aangrenzende goed, dat wij nog eenigen tijd nevens ons houden.
Aan den overkant zijn het weilanden, met wilgen en elzen omzoomd,
afgewisseld door boerderijen en arbeid’erswoningen, die een kleine
buurschap vormen, en in tegenstelling met wat verdween, zien wij
aan die zijde ook een nieuwe lustplaats aangelegd, met het groote,
moderne, grijs gepleisterde gebouw, door den heer Van der Kun
gesticht , te midden van een plantsoen, dat met de jaren nog wat
winnen moet, maar waarin toch enkele kloeke stammen van eer-
waardigen ouderdom niet ontbreken. Met genoegen merken wij op,
dat de van ouds zoo gezöchte, later door zooveel aanzienlijker ver-
laten landstreek, toch weer in dezen tijd den lust tot bouwen en
planten heeft opgewekt en gaarne zouden wij in dit buitenverblijf
We s t h o f de profetie willen zien van een toekomst, waarin ook
deze zijde van den omtrek der- bloeijende hofstad getooid zal zijn
met een’ krans van lusthoven, zooals het was in de dagen, toen
Rijswijk er op een veertigtal roemen mögt.
Wij zijn nu gekömen in dat gedeelte van de gemeente Rijswijk,
dat wel klassieke grond mag worden genoemd. Hier lagen
voor eeuwen drie trotsche bürgten, op zeer körten afstand van
elkander verwijderd; hier prijkte sedert het jaar 1634 het schoone
paleis, door F r e d e r i k He n d r i k opgetrokken, door koning