wilderde bloemhof en boomgaa,-d. Er zijn schilderachtige bosch-
partijen en boomgroepen, rijk begroeide gronden en greppelkanten ,
de eenzame, woeste zandweg is praohtig getint door de laatste stralen
der avondzon, die door de loofgewelven dringen en wij hebben geen
reden, om ons over onzen zwerftogt naar het afgelegen hoekje te
beklagen. Het blijkt ons ook, dat de Hartelaar eenmaal een niet
onaanzienlijk landgoed moet zijn geweest. Hadden wij er een ouder-
wetsoh gebouw mögen vinden, wij zouden ons dubbel beloond
hebben geacht. Maar ook dit huis is betrekkelijk nog nieuw. Met
zijn veranda en zijn groote ruiten heeft het niets belangrijks en niets
aantrekkelijks. ’tVerplaatst ons volstrekt niet in de dagen, toen edelen
en deftige burgers op zulke afgelegen goederen woonden en niet
wisten, wat zij ontbeerden, omdat zij den nieuwen tijd met zijn
middelen van gemeenschap en zijn daardoor bevredigde, maar ook
verlevendigde behoefte aan gemeenschap niet kenden. Voor ons
gevoel is een hedendaagsche woning in een zoo eenzaam oord, waar
geen openbare weg doorheen loopt, een anachronisme, tenzij zij het
middelpunt uitmake van een bezitting, die de zorg van den eige-
naar eischt en te zien geeft. In zoover scheiden wij maar half vol-
daan vän de Hartelaar, omtrent wier geschiedenis — als zij er eene
heeft | J l | ’t ons niet gelukt is , iets op te delven. Maar ondankbaar
zijn wij toch niet, want met Duistervoorde heeft zij ons eene aan-
gename avondwandeling verschaft.
’t Bezoek aan beide landgoederen heeft ons echter langer opge-
houden, dan wij hadden berekend. De zon is ondergegaan en de
tijd ontbreekt ons, om ook de P a r k e l a a r , C r u i s voo r d e ,
Bassel t en Hunderen dezen avond nog te leeren kennen. Ook
Bruggenbosch, het eigendom van den baron Be n t i n c k , zien
wij slechts van verre. ’tLigt op eenigen afstand van den straatweg
en het huis blijft achter het digte hout verborgen, zoodat wij ons
inoeten vergenoegen met een gezigt op het vrij uitgestrek'te bösch,
dat met de brug, over de Kleine Weter ing geslagen, ’t zijn’ naam
heeft gegeven. Ook aan dezen kant van het dorp is ’t een liefelijk
landschap met akkers en weiden, groene hagen, wilgen en populieren,
door enkele kleinere, vriendelijke buitenverblijven verlevendigd.
Telkens weer zien wij den indruk verst.erkt, dat Twello een fraaije ,
vrolijke plaats is, aan alle zijden met landhuizen als bezaaid en
ten volle waardig, als woon- of rustplaats te worden gekozen. De
kerktoren , die gisteren in dnisternis en regen zoo tergend lang zieh
verschool, wijst ons nu in de schemering van den kalmen zomer-
avond de rigting, die wij hebben te volgen. Zoo zwerven wij längs
groote wegen of binnenpaden en zandsporen, zonder ängstigte vragen,
of wij den naasten weg wel volgen. De voorbode van het Station,
de hooge paal in de korenvelden, wijst ons bovendien spoedig reeds
aan, dat wij op bekend terrein zijn. Wij kruisen de toekomstige
spoorbaan en längs den aanleg van het buitenverblijf V i l l a
Nova, dat over uitgestrekte akkers en weilanden uitziet, be-
reiken wij het hotel, waar ’t in de veranda goed rasten is, terwijl
wij met belangstelling de gezellige drukte gadeslaan, die er
-heerscht in de dorpstraat, als de zomeravondschemering daalde,
als de arbeiders terugkeeren van den akker, en de kinders op het
kerkplein speien en de buren den dag met een vriendschappelijk
praatje besluiten.
. ,,’t Morgent” zooals de poëten zeggen. Helaas, poëtisch is deze
morgen niet. Van het goud, dat de morgenstond in den mond heeft,
bespeuren wij niets. Grijze wolken, booze regenvlagen, een gure
wind is ’t , wat hij brengt. Was gisteren onze vrees beschaamd, heden
is onze verwachting bedrogen. En onze taak is nog niet afgewerkt.
Wij hadden gerekend op enkele zonnige mörgenuren, voor wat ons
in Twello’s omtrek nog te zien was overgebleven. Maar wat kunnen
wij doen in dit weêr ! Was ’t nog een stortbui, die de groote wat.er-
bellen van de steenen doet opspringen, wij zouden ons troosten
met de wijsheid der vaderen, die aan strenge Heeren geen lange
regeering voorspelt, maar dit is de kalme, vasthoudende, zieh niet
overhaastende, zeker zijn doel bereikende heerschappij van den dwin-
geland zonder hartstogt en zonder deernis. ’t Verständigst is, een
wagentje te laten inspannen en zoo spoedig mogelijk naar ’t station