kan bedrogen worden, als de zenuwen, overspannen en over-
prikkeld, in ’t beslissend oogenblik tot overhaasting en onberaden
handelingen vervoeren kunnen!
De bevelvoerende kadet heeft zijn maatregelen genomen ter ver-
dediging en beveiliging van den hem toevertrouwden post. Hij heeft
een aantal zijner onderhebbenden uitgezonden, om zieh op twee
plaatsen in het bosch in hinderlaag te leggen. Bij eene daarvan
sluiten wij ons aan. Daar liggen wij roerloos in een dennenboschje
ter zijde van een’ der zandwegen. Voorzigtig, dat geen kraken
van de dorre takjes, geen liehtglimp op geweerloop of veldflesch,
geen kuch ons ontijdig verrade. Hoe fantastisch is alles in het
wazig maanlicht. Wat diepe stilte heerscht er. Hoe eindeloos lang
hooren wij van verre het karretje rollen over den straatweg. Hoe
plegtig dreunen de slagen der Oosterkoutsche torenklok tot drie-
malen toe. Slechts een enkele keer meenen wij zeer nabij eenig
geritsel te hooren. De oplettendheid wordt, zoo mogelijk, nog
meer gespannen. Is ’t een vijand, die daarginds zaohtkens door
het struikgewas sluipt? Of is ’t een egel, een haas, een vogel,
die zieh roert in zijn nest? ’t Wordt alles weer stil, dood stil.
Meer dan anderhalf uur is reeds verstreken, sinds wij hier liggen
en wachten. Zou de aanvaller verdwaald zijn?
Daar knalt een schot. f/Op jongens”, klinkt het kommando. De
vijand is tusschen de hinderlagen door geslopen. Nu moet, naar
den ontvangen last, beproefd worden, hem in den rüg te vallen,
en zoo ’t al niet mogelijk mögt zijn, hem gansch te vernietigen,
dan althans gevangenen te maken. Hoor , het gevecht is in vollen
gang, schoten vallen bij de benting. Onze krijgsmakkers zijn ver-
dwenen in het hout. Wij haasten ons, den weg terug te vinden
naar den heuvel. De trompet geeft het sein tot verzameling. De
manoeuvre is afgeloopen. En de kritiek mag den aanvaller hoogen
lof toekennen, om het beleid en de voorzigtigheid, waarmede, on-
danks het zeer moeijelijke terrein, de nadering in zoo diepe stilte
en met zooveel juistheid was geschied, ■ maar ook de verdediger
verdient volle goedkeuring om de wijze, waarop door waakzaam-
heid en doelmatige bevelen de aanval kon worden afgeslagen.
Längs een’ korteren weg keeren wij naar het kamp terug.
Over het breede zandspoor en de höoge dennen ligt een zilveren
glans, op de breede heidevelden rust een fijne nevelsluijer, waann
de verre bosschen wegdommelen. De zomernacht heeft zijn vleu-
gelen uitgebreid over de sluimerende aarde. *Maar lustig klinkt
het Soldatenlied. Vrolijk en opgewekt marcheeren kadetten en
manschappen, ondanks de vermoeijenissen van den dag en de in-
spanning van den avond. En straks, als de digte boschpartijen
van het eenzame buitengoed Laanzigt , achter ons liggen, in het
kamp, waarboven de lantaren aan den vlaggemast zijn licht als
beschermend en wakend stralen laat, wacht een versterkend avond-
brood de wakkere strijders en vereenigt de officierskantine de
officieren en hun gasten nog eenigen tijd in een gezellig zamenzijn,
waarin kennis wordt gemaakt, de gebeurtenissen van den dag
worden besproken en ons de mededeeling wordt verstrekt van de
manoeuvre, waaraan de nieuwe morgen zal zijn gewijd.
Met uitzondering van'den kommandant, die een hoofdofficiers
dat. is, een dubbele — tent ter zijner beschikking heeft,, bewoont
ieder officier een eenmanstent, met honten bevloering , ijzeren
veldbed en waschtafel, terwijl een soort keldertje in den grond de
aarden waterkruik bevat. Voor den ingang is bij allen een met
dennentakken bekleed getimmerte als een loofhut aangebragt,
waardoor de zeer beperkte ruimte wat vergroot wordt en tot lezen
en schrijven bij zönneschijn of wind, niet bij regen, gelegenheid
wordt gegeven. Een dergelijke, maar veel grootere //Veranda , met
tafel en banken, vormt de voorzaal van de officierskantine. De
kadetten en manschappen hebben de gewone achtmanstenten, met
dit verschil, dat vier kadets zulk een tent deelen. Een eenigszins
verhoogde rustbank, zitplaats bij dag, slaapplaats bij nacht, en
dan met stroo overspreid, een tafeltje om de paal, die het tent-
doek draagt-, een waschtafeltje, een kom en de kruik, eenige
haken in de paal om op te hangen, wat gehangen kan worden —