het groen der laan, bet plantsoen der tuinen, het geboomte dat
het ketkje omringt. De Vuursche is inderdaad een liefelijk plekje,
een dorpje in het boscb, een pareltje in het goud. Dien naam
verdient het heden wel in hooge mate. Wat i s er een leven en
bedrijvigbeid, wat is er een weelde en luister ten toon gespreid!
Was ’t aanvankelijk stil op den straatweg; hoe later het werd m
den middag, des te meer rijtuigen waren ons voorbij gereden in
de rigting van de Vuurscbe. Zie eens, in hoe grooten getale er
zijn verzameld bij de herberg. De stal is veel te klein om h.en7
te bevatten. Daar staan er uitgespannen op het plemtje. Daar
rijden er langzaam rond. Daar komen er van alle kanten in vollen
draf aangesneld. Daar zijn er van allerlei aard: eenvoudige huur-
wagentjes, nette rijtuigen van groote stalhouders, schitterende
equipages. Wat rijke livereijen, wat prächtige paarden; kloeke
deftige zwarten der oude, patricische familie, fijne, slanke ras-
paarden, vlugge sierlijke poneys. Wat vrolijke, smaakvolle toiletten
der dames, die er uitstijgen om zieh te voegen bij de groepjes
in de laan of aan de tafeltjes onder het lommerrijke loofdak. Ook
het komische ontbreekt er niet. Daar is iets grappigs in de pogingen
van high-life uitgedoste heertjes en naar de aller-allerlaatste mode
opgedrilde juffertjes, ook van bejaarde, fijn gekleede huisvaders
en prächtige matrones, om zieh te vertoonen met een aristocra-
tisch air, dat hun geboorte en afstamming nu eenmaal aan hun
gelaat, hun houding, hun spraak onthield. Daar komen op den
schoonen Zondag-middag aan de Vuursche ook wel, die meer
willen schijnen dan zij zijn, of die, door het rad der fortuin
omhoog gewenteld, gaarne zouden doen vergeten, wat zij of hun
vaders geweest zijn. Alle eerbied voor onzen kleinen burgerstand,
die in winkel of kantoor een eerlijk stuk brood' verdient. Van
harte is hun een vrije, prettige dag van al te schaars gesmaakt
natuurgenot gegund. Maar als zij zieh aanstellen als' jonkers en
freules, dan maken zij zieh eenvoudig belachelijk. Van harte gegund
de voorspoed van den man, wiens ijver en bekwaamheid
hem schatten deed winnen; niet misgund de rijkdom van den
gelukkigen speculant of van den winner van een’ hoogen pnjs m
de loterij. Maar vermakelijk blijven de Kegges, die wde adellijke
Heeren en de groote Hanzen” willen naäpen en overbluffen —
vermakelijk, als zij niet ergerlijk zijn. Maar ergeren willen wij
ons heden allerminst. Daarvoor .schijnt de zon veel te heerlijk,
daarvoor is het tooneeltje onder de linden veel te vrolijk. Wij ge-
nieten ’t , terwijl wij in de koele schaduw een oogenblik van rust en
verkwikking smaken.
Niet ver van ons ligt nog altijd de oude „dolmin”, op zijn vijftal
draagsteenen rustend, zooals hij reeds lang er lag onder allerlei
afwisseling van tijden en menschengeslachten. Reeds lang lag. hij
daar. Hoe lang? Zeker reeds vele, vele jaren, al verhaaltmen ons,
dat sommigen nog heugt, hoe hij uit de heide bij de zeven
l i nd e n herwaarts werd overgeb ragt. Is dat zoo, dan was hier
de plaats der godsvereering niet voor den wilden volksstam, die
in de eerste eeuwen onzer jaartelling deze wildernissen bewoonde,
en, behalve hier in den omtrek, ook in de naburige Hilversumsehe
heiden en bij Maartensdijk enkele sporeu naliet. Maar van
oude dagen en oude dingen getuigt hij toch, ook al was elders
in de nabuurschap de plaats, waar de offeranden der priesters op
hem werden nedergelegd, of wel het koord en de bijl, de schaar
en de eikenhouten staaf, als de dag des gerigts werd geliouden.
Jammer, dat hij een getuige is , die zulk een diep stilzwijgen be-
waart op de vragen hem gedaan. Vruchteloos is de grond onder
hem doorgraven —- geen wonder, wanneer hier zijn oorspronkelijke
plaats niet was. — ’t Bleek alleen, dat de draagsteenen nog wel
twee eilen diep in de aarde schuilen. Dr. Janssen vond aan de
W.-zijde asch en keisteenen, ook een brok graniet en een wig van
serpentijnsteen. Ook zijn er urnen gevonden bij de plaats, van-
waar hij herwaarts zou zijn overgebragt.
Tegenwoordig dient de steen tot niets anders, dan tot eene
eigenaardige decoratie van het boschpleintje voor de herberg.
Menigeen vindt, dat er niet veel aan te zien is. ’t Is een groote
steen en daarmee uit. Soms wordt hij voor de aardigheid voor
tafel gebruikt, zooals heden op dezen drukken dag. Worden er
dan offers geplengd, dan zijn het offers aan Cambrinus of aan