de Soestdijker straatweg, al is de wandeling naar Hilversum daar-
door ook een half uur langer.
In verblindenden gloed straalt het bosch —■ het gouden bosch —
van Drakenstein, door de krachtig doorbrekende zonnestralen verlieht.
In wonderbaar schoone tinten, groen en brons en bruinen
geel en oranje en purper, prijken de trotsche boomgroepen bij
Klein Drakenstein, dat wij daar ginds, over de helder groene
bouwvelden längs den grintweg, zien liggen. Donker van kleur,
maar toch tintelend van glans zijn de ernstige dennen daar voor
ons. En vrolijk slingert de witte weg zieh door het rijke landschap.
Fraai en wild is de boschpartij bij de boerenwoning in het hout.
Laat ons hier opletten. Onwillekeurig zouden wij hier te veel
regts kunnen gaan. De grintweg splitst zieh en de diepe vochtige
kuilen en groeven in den weg, dien wij moeten volgen, zouden
ons dien voor een zandspoor kunnen doen aanzien, te meer, daar
de afgevallen bladeren hem ten deele bedekken en verbergen.
Wij zouden dan wel niet verdwalen, maar toch vrij wat tijd ver-
liezen, daar wij veel verder van Hilversum op den Soestdijker
straatweg zouden uitkomen. Wij moeten steeds links houden en
weldra bereiken wij dan de bosschen, die tot het landgoed Heidepark,
de uitgestrekte bezitting des heeren Van de Wal l Bake,
behooren. Het landschap verändert hier merkbaar van karakter.
Heidepark is van betrekkelijk zeer nieuwen tijd. Niet veel jaren
geleden werd de woeste grond ontgonnen en zeer zorgvuldig is
het landgoed aangelegd en onderhouden. Grootsche, wilde par-
tijen zien wij slechts een enkele maal, — daar, waar bij het witte
huisje en den gesloten tolboom een oude, zware zandweg zieh in
de digte bosschen verliest, of waar, bij den steenen scheidpaal
tusschen Utrecht en Holland, een forsche dennenlaan den grintweg
kruist. ’t Zijn overigens geregeld aangelegde beukenplant-
soenen, of om en om geplante eiken en sparren, of uitgestrekte
akkermaalsboschjes, niet grootsch en inclrukwekkend, maar die
toch een’ hoogst aangenamen indruk maken en waarin ’t, vooral
door de groote verscheidenheid der herfsttinten, aan schoone bosch-
gezigten niet ontbreekt. Hoe verder wij komen, des te forscher
wordt het hout en vooral het laatste gedeelte van den weg loopt
door een statige beukenlaan, wier kloeke, gezonde-stammen ’t
wel bewijzen, -— wat ons trouwens de gansche bezitting reeds
had doen zien — dat de f/bedwongen woestenij” een geenszins
ondankbare grond is. Allerlei teekenen duiden aan, dat wij den
straatweg naderen: ouder houtgewas, weiden eri bouwvelden, de
omrasterde boomkweekerij, een boerderij met een’ tweeden tolboom.
Hier moeten wij wederom opletten. De grintweg in de
breede beukenlaan loopt regt door. Aan haar einde vinden wij een
hek met den uaam He idepark op de palen. Ook den verwachten
straatweg? In plaats daarvan een’ zwaren, drassigen zandweg, die
dwars längs het bosch loopt en aan de overzijde daarvan een’
aanleg met paden en boschjes. Wij zijn blijkbaar verkeerd uit-
gekomen. Tegenover de kweekerij buigt zieh een eveneens afge-
sloten grintweg längs akkermaalshout en bouwland ter regterhand
af. Dat is de weg, dien wij moeten inslaan, hoewel ook het zandspoor
weldra op den straatweg uitkomt en ook door den aanleg
de groote weg wel te bereiken is. Ernstig bezwaar is er dus bij
vergissing wel niet, maar ’t kan toch den vreemdeling in die
streek wel een oogenblik van verlegenheid bereiden, als hij, mee-
nende zijn doel te hebben bereikt, op eens het spoor bijster wordt.
Aan den straatweg, tegehover het punt waar de grintweg
daarop uitkomt, ligt het groote, witte heerenhuis van Heidepark
in een fraai plantsoen met nog jong maar welig wassend geboomte,
door een heldere waterpartij verlevendigd, en nog geruimen tijd
leidt de weg längs het ijzeren hek der aanzienlijke buitenplaats
en de overplaats met de boerderij. Voorts gaat het längs boschjes,
bouwland en heide, totdat de eerste villa’s van-Hilversum zieh
vertoonen. Wij gaan de spoorbaan over, den tolboom door. En
na een wandeling, die ons een overrijk en telkens afwisselend
natuurgenot bereidde, komen wij aan ’t Station op den door het
onverbiddelijke spoorboekje bepaalden tijd, wel met eenig leed