oog weidt, verhalen van de zegeningen, die het verspreiden kan,
a 1S hefc hier n°g °P veel kleiner schaal, dan elders, vooral eenige
uren verder, waar vruchtbarr velden de ontoegankelijke wildernis
van het Beekberger woud hebben vervangen. Scheiden wij dan als
wandelaars Bonder leedgevoel van het kanaal, als Nederlanders
verlaten wij het met een’ wolgemeenden groet.
Ter regterzijde, aan den overkant van het kanaal, hadden wij
•enkele wegen gezien, waarvan die tegenover het Station de gasten
van Soeren naar de landgoederen de Bokhorst en den Gelderschen
toren kan. brengen; een tweede loopt naar het buitenverblijf
de Wi ldbaan en de aanzienlijke, overoude buurschap Leuven-
heim; de gnntweg, die ons naar Eerbeek leidt, komt van het
fraaije dorp Br umme n "en geeft gelegenheid, de schoone bezit-
tmgen Rh i e n d e r e n en E n g e l e n b u r g te bezoeken. ’t Ont-
breekt dus ook aan die zijde voor wie goed ter been zijn, of zieh
de weelde van een rijtuig kunnen veroorloven, aan bezienswaardige
landstreken als doel voor hun uitstapjes niet.
Bijzonder schoon of indrukwekkend is de grintweg niet , maar
hij leidt ons toch door een vriendelijk oord, waar althans de af-
wisseling veel overvloediger is, dan op het pad, dat wij tot dusver
volgden. Wij vmden er berkjes en sparren, akkers en heidevelden;
het uitzigt op de boschrijke Soerensche hoogten, waar wij dezen
morgen rondzwierven, opent zieh aan onze linkerhand , terwijl ter
regter de forsche toren van het kleine dorpje' Hal l hoog boven
de groen beplante heide oprijst. Het dorp ligt op eenigen afstand '
aan de overzijde van het kanaal, en ’t blijft achter het geboomte
voor ons verborgen, maar in wijden omtrek is de toren met zijn"
vnj scherpe spits het eenige gebouw, dat reeds van verre in het
vlakke en met geen zwaar hout bewassen terrein de aandacht trekt.
In het jaar 855 had zekere E o l k e r u s aanzienlijke bezittingen
aan de abdij Werden geschonken. Hall wordt daaronder niet met
name vermeid, maar het stift had er een landgoed en de collatie,
waarschijnlijk ook van deze gift afkomstig. Aan zijn hooge oud-
heid ontleent het nederige plaatsje dus een zekere belangrijkheid,
die het overigens door aanzien en uitgestrektheid niet bezit.
Ter plaatse waar een breede zandweg, die van den grintweg
tusschen Soeren en Loenen komt, den onzen kruist, om verder
naar Hall te leiden, begint de landstreek in schoonheid te winnen.
Zij wordt meer boschrijk, het höut wordt kloeker, het groen digter
en voller. Tusschen dennen en berken, beuken en eiken, eiken-
wallen en akkermaalsboschjes slingert zieh de belommerde weg,
waarop hier en daar breede stroomen van licht de koele schaduw-
part.ijen afwisselen en de zilverwitte, grijze en roode stammen zieh
krachtig afteekenen tegen het rijk geschakeerde loof, als de gloed
der middagzon er op speelt. Dit fraaije gedeelte van dezen togt
hadden wij niet behoeven te missen, wanneer wij een weinig voorbij
S p r e n g e no o r d het zandspoor hadden ingeslagen, dat den grintweg
verlaat. Van het punt, waar dit de spoorbaan snijdt, loopt
wel een nader pad naar Eerbeek, maar de wilde zandweg, waarvan
wij zoo even het einde zagen, krnist ook daar de ijzeren sporen
en het tijdverlies zou niet groofzijn geweegt, als wij dien gekozen
hadden. Van het kanaal hadden wij dan echter niets gezien en wij
behoeven ’t ons niet te verwijten, dat wij bij gebrek aan genoeg-
zaam betrouwbare inlichtingen de wandeling niet zoo hadden in-
gerigt, als ons bij de kennis van het oord, thans door ons opgedaan,
welligt aanbevelenswaardig zou voorkomen.
Wij naderen Eerbeek. Enkele huizen komen wij voorbij; weldra
zien wij, boven de hooge bouwlanden van-den Molen enk, de
.gebouwen en den schöorsteen van eene der papierfabrieken, wier
rookwolk wij ook reeds dezen morgen zagen opstijgen en straks ,
als de weg tusschen een beukenhaag en een rij van eiken zieh
buigt, vertoont zieh voor ons een donker bosch, waartegen de
bruingeele kap van een hooiberg schilderachtig afsteekt. De beukenhaag
omringt een’ jongen aanleg met gazon en plantsoen, tot een
onbewoonde villa behoorende, en daarnevens leidt een zandweg naar
het statige bosch, waarin het Hu i s te Ee r b e e k ligt.
Vermoedelijk was het oudtijds de hoofdhof der thans reeds voor
jaren verdeelde Marke. Sedert eeuwen was ’t een adellijk huis,
volgens overlevering een grafelijk jagtslot, later bewoond door de
familien van Wi j n b e r g e n , van Lamswe e r d e en Ber n s ,