door den baron van Hardenbroek van Bergambacht . Ook
het Enzerink is een van ouds bekend goed. Het komt zelfs bijna
een eeuw vroeger dan de Bramel als eeirleen van het vorstendom
Gelder en graafschap Zntphen ten Zutphenschen regte voor. In 1326
was Hendr ik Gui tkink er mede beleend. Sedert was het
in handen der aanzienlijke geslachten Kreyinck en IJzeren,
Van Voor thuysen en Yan der Capel len, de Smeth en
Ampt inck, Van Egum en Doreslaar , Star ing en VerHeul ,
Harmsen, Van Panhuys en Wi lbrenninck, totdat het aan
den tegenwoordigen eigenaar overging. Bijzonderheden zijn er ove-
rigens niet van bekend en de lijst der leenheffers möge eenige
bijdragen leveren, voor de geslachtkunde van belang, zij bevat
alleen namen en jaartallen, maar heeft ons niet, als die van den
Bramel, van familieverhoudingen en twisten te verhälen, of ons
staatkundige verwikkelingen te herinneren.
Het bosch van het Enzerink heeft op verre na niet het kloeke
en statige hout, dat het naburige landgoed siert. ’t Is grooten-
deels nog jong en sehraal, maar ’t ontbreekt er toch aan kraohtig
opgroeijende eiken, beuken en dennen niet. Aan den zandweg
längs zijn’ zoom — den VerHeu ls di j k — prijken dennen
van aanmerkelijke hoogte. Een zeer fraaije, zehlzaam zware berk
verdient wel de aandacht, evenals de eerwaardige ceder in het
plantsoen bij de kleine ronde waterkom, waar längs alligt het slin-
gerend pad den wandelaar leiden zal. Hoe meer wij het huis naderen,
des te ouder en forscher wordt het geboomte. Bij den stal zien
wij schoone, oude linden in. al hun gratife en majesteit. Hier en
daar rijzen trotsche boomgroepen op, uit en rondorn het groote
grasperk voor de huizinge en colossale, zonderling in elkander ge-
groeide hagebeuken staan nevens en in de uitgestrekte weide,
waarop zij het uitzigt heeft. Het heerenhuis, gesticht door Jonkheer
van Panhuys , die in 1835 de bezitting had gekocht, is een
sierlijk, modern gebouw met een rond uitbouwsel in het midden
van het deftige front en günstig vertoont het zieh tusschen het
hooge, veelsoortige hout.
Voor Nimrods moeten de uitgestrekte velden en in de digte
bosschen der beide landgoederen een prächtig jagtterrein opleveren,
daar blijkens de prenten, die wij in het zand zien gedrukt, ook
het edele wild er niet ontbreekt.
Een breede zandweg, gelukkig met een gbed onderhouden hard
voetpad er naast, leidt ons längs hagen en weiden, bouwvelden
en akkermaalsboschjes terug tot den driesprong, waar wij weer
op ons reeds bekend terrein aankomen, en van waar wij in weinig
tijds het Station bereiken. Hier kunnen wij onzen togt geeindigd
rekenen. Voor wie zijn wandelingen in den omtrek verder willen
uitstrekken, zijn er achter de bosschen van den Bramel en het Enzerink
fraaije schilderachtige 'zandsporen en binnenpaden te vinden
in de rigting van Zutphen, of naar den Wi l d e n b o r c h , naar
B a r c hem en Lochern, of naar Almen. Wij dwalen echter dit-
maal zoover niet af. Welvoldaan over het ons van ouds bekende,
dat wij weer zagen, en het nieuwe, dat wij leerden kennen,
scheiden wij nu van Vordens liefelijke omstreken.
AANT B EK E NI N ö E N ,
Na het in het licht verschonen van afl. 8 ( S a n d p o o r t -Ve l z e n ) is
mij medegedeeld, dat op het terrein der voormalige overplaats van Thor n
weör een heerenhuis zal worden gebouwd en deze buitenplaats dus niet
geheel zal zijn verloren gegaan.
Jhr. B o r e e l v a n H o o g e n l a n d e n is bij vergissing V e l z e n s burge-
meester genoemd, — ’t moet zijn: van C a s t r i c um.
R o s e n s t e i n is 4 bunders g ro o t, en dus grooter dan ik (op gezag
van v. d. Aa) had opgegeven. De plaats, thans het eigendom van Mr. H. A.
Gr o o t e , die het huis belangrijk vergroot en verbeterd heeft, prijkt met
fraai geboomte en met een aanzienlijke plantenverzameling. Het hek zal
zwart gelakt worden en zoo zal Rosenstein, daardoor niet meer overschitterd,
weör in zijn eenvoudiger vriendelijke schoonheid gewaardeerd kunnen worden.