vaak onduidelijk, afgebroken en verward, maar tocvh niet altijd
onverstaanbaar van het grijs vevleden spreken, wij willen ons thans
opmaken om te zien, wat het tegenwoordige ons in het aloude
Vierhouten te aanschouwen geeft. Ons eerste bezoek brengen wij
aan den boer, wiens vriendelijk overschaduwde woning ons voor
’t oogenblik het ineest aanlokt door de kans, om er een stuksken
brood en egn dronk waters uit de put te vinden, misschien zelfs
wel een ei van zijn hoenders, een glas melk van zijn koe. ’t Is
reeds vrij ver over den middag en ons vroegtijdig ontbijt te Harder-
wijk behoort reeds zoo lang tot het verledene, dat eenig voedsel
niet onwelkom zou zijn. Ook is ’t niet te ontkennen, dat de lange
wandeling door zand en heide dorstig maakt. Norsch en onvriendelijk
is het boerengezin in de hoeve niet, maar rijk voorzien blijkt hun
Voorraad niet te wezen. Brood hebben zij niet te missen, eijers
zijn er niet te bekomen, maar wat melk kunnen zij ons verschaffen.
Ook zijn zij in woorden niet overvloedig. De afzondering, waarin
zij dag aan dag, jaar op jaar leven, schijnt hun het spreken te
hebben afgeleerd. Waarover zouden zij ook praten, dan ovér alcker
en kudde, de paar honderd menschen — de talrijke kinders er
bij gerekend —- hun dagen doorbrengend in de buurschap van een
vijfentwintig of dertig, nog tamelijk wijd verspreide huizen, te
midden der uitgestrekte heiden, van den morgen tot den avond
werkend op den schralen akker, of arbeidend in het stille bosch!
Hun naaste buren wonen in Gortel, in Elspeet, in Nunspeet. Op
Zondag of een schapenmarkt komen zij buiten den kring hunner
buurschap, maar overigens is Vierhouten hun wereld, waar zij
geboren worden en sterven. Geen wonder, dat zij den vreemde-
ling den indruk geven van schuwheid en dofheid, en dat het ge-
sprek onder den zeer bescheiden lunch zoo regt niet vlotten wil,
als op alle vragen geen of op zijn hoogst een éénlettergrepig ant-
woord volgt. ’t Schijnt ook wel haast, of zij ons niet al te best
vertrouwen en op hun hoede meenen te moeten zijn tegen de
„heeren”, van wie zij niet begrijpen, wat die toch in hun afge-
zonderde woonstede te zoeken hebben. Niettemin, voor kinderroovers
zien zij ons blijkbaar niet aan. Een der dochterkens geven zij ons
mede, om ons op weg naar Gortel te helpen. Dat doet zij ook
trouw en naauwgezet, maar ’t gelukt ons evenmin, deze jeugdige
bloem der Veluwe aan het praten te brengen, zelfs niet over zoo
uitlokkende onderwerpen als vriendinnetjes en schoolgaan en Nun-
speter kermis. De buurschap zelve, längs wier hooggelegen akkers
en half in T houtgewas verscholen woningen en hoeven zij ons
over een aantal slingerende zandwegen leidt, is tamelijk uitge-
strekt. Goed bebouwd en. zorgvuldig onderhouden zijn de bouw-
velden en vriendelijk is er het eenvoudig landschap. Iets merk-
waardigs ontdekken wij er echter niet en bosch is er ook nog niet
te vinden, wanneer wij daaronder verstaan, een digt en zamen-
hangend woud van hoog geboomte. Maar van ouds her werd ook
het akkermaalshout en het rijshout te regt tot de bosschen gerekend
en als het iemand teleurstelt, dat Vierhouten hem geen
woeste woudpartijen en geen trotsche woudreuzen te aanschouwen
gaf, hij mag de buurschap niet beschuldigen, alsof zij zieh een’
naam had aangematigd, die haar niet toekwam.
Werkelijk ween bosch”, zooals wij ’t verwachten, is het wat
wij daar ginds nog op eenigen afstand voor ons zijn donkere
kroonen zien opheffen boven het lagere hout op den voorgrond,
wanneer onze geleidster ons gebragt heeft op den grintweg, ’t ver-
lengde van den kunstweg, die thans Vierhouten met den grintweg
van Nunspeet op Elspeet verbindt en die waarschijnlijk bestemd
is, tot Gortel te worden doorgetrokken. Bij gebrek aan water-
wegen in de Veluwe is er groote behoefte aan harde wegen, tot
vervoer van wat bosch en akker oplevert en van de mestspecien,
die de schrale grond zoo dringend noodig heeft. Wat beteekent
de lading van wagen of kar, door het hijgend voorspan met moeite
voortgesleept door het vaak bijna ondoorwaadbare zandspoor, dat
bovendien niet zelden nog belangrijk klimt! Daargelaten nog,
dat het een erbarmelijk plagen van menschen en dieren is , wat
worden de prijzen der producten gedrukt en die der benoodigd-
heden bezwaard door de hooge werkloonen of het tijdverlies, aan
’t vervoer längs die zandwegen verbonden! Geen wonder, dat de
Veluwe nog zoo achterlijk is en zoo achterlijk ook haar bevolking,
V III -, H