VEBANDERINGEH.
landschap het water welkom, al is ’t, zooals hier, niet meer dan
een prozaische vaart, gegraven oxn den turf nit de veenen der
Lage Vuursche naar de Bern te verschepen. Misschien ontleent
zij ook een weinig poezij aan haar oudheid. Zij dagteekent reeds
uit een’ tijd, toen alles hier nog wildernis was,— uit het jaar 1239,
toen een Hollandsche gravenzoon, op den Utrechtschen bisschops-
stoel gezeteld, den proost van St. Jan verlof gaf, aldus de veen-
gronden, aan het kapittel behoorende, te exploiteeren.
Het Overbosch, al is het minder schoon dan het oude Baarnsche
bosch, is nog steeds een even fraaije en uitgestrekte wandelplaats,
als het in vorige jaren was. Maar ’t laat zieh verwachten, dat h et,
juist om zijn uitgestrektheid, minder zal worden bezocht, nu er
geen gelegenheid meer is om er een eenvoudig middagmaal of
andere verkwikking te bekomen, zooals indertijd het geval was
in het Jagershuis, later in het nog günstiger gelegen Alexanders-
huisje. En wie dat niet wist, die kan zieh wel zeer teleurgesteld
hebben gevoeld, toen zijn berekening, op ;/vrouw Knoppers” ge-
bouwd, jammerlijk bleek te falen. De landelijke restauratie in het
schilderachtigst gedeelte van het Overbosch, nabij de Hen r i
Qu a t r e kom en de hertenkamp, voorzag in een wezenlijke be-
hoefte als een geschikt rustpunt tusschen twee wandelingen, vooral
voor hen, wien Ubbink’s hotel te Soestdijk te druk en te duur is.
Ten slotte nog een blik op ’t paleis , waar thans de vlag uit
waait, ten teeken dat het koninklijk gezin er vertoeft. Sinds ons
laatste bezoek zijn een paar serres uit het park weggebroken en
tegenover het lustslot nieuwe stallen gebouwd. Ook is het voor-
plein veel rijker met bloemen versierd. Overigens schijnt ons niet
veel veranderd, sedert de prinselijke bezitting des konings eigen-
dom werd.
Längs den altijd schoonen straatweg wandelen wij naar ’t Station.
Welligt zijn er aan deze zijde van de spoorbaan, aan den weg
naar Hilversum, in den laatsten tijd nog enkele villa’s gesticht.
Wij ontvangen althans den indruk, dat Baarn zijn aantrekkelijkheid
nog geenszins heeft verloren. Maar evenmin als te Soestdijk zien
wij iets, dat in ’t bijzonder vermeld zou moeten worden ter aan-
NAJAARSWANDELING.
vulling van het vroeger medegedeelde. En daar wij nu op bekend
terrein zijn aangekomen, kunnen wij ons aan het stationsgebouw
neerzetten, in afwachting van den trein, die ons naar Barneveld
voeren zal.
Hadden wij ons voorbehouden, ook den omtrek van het nabij
de Vuursche gelegen Maartensdijk nader te leeren kennen en den
veel bezochten weg tusschen de Vuursche en Hilversum niet on-
vermeld te laten , de gelegenheid daartoe bood zieh eerst eemge
maanden later aan. De zomer is intusschen voorbijgegaan, de
herfst is gekomen, ’t is reeds November geworden. Dan is door-
gaans de wandeltijd voorbij. De dagen zijn kort, de velden kaal,
de boomen meestal ontbladerd, de bloemen uitgebloeid. Wie dürft
dan ook nog plannen en afspraken maken , bij de onzekerheid of
de prächtige- herfstdag van heden niet morgen door storm en
regen of dikke nevelen zal worden gevolgd, of de heldere, zonnige
ochtenduren niet zullen overgaan in een’ droevigen, somberen
middag! Maar als in het najaar de fortuin den stoutmoedige
günstig is, wat wint hij dan veel , die wat waagt! En m den
zeldzaam schoonen, kalmen herfst van 1886 mögt de November-
maand reeds sedert eenige dagen in het land zijn gekomen, hij
bragt nog geen gure stormvlagen en regenbuijen met zieh. Het
gebladerde is verkleurd, niet geschonden en verwoest. Het loof
is ten deele gevallen, maar menig boom prijkt toch nog als in
rijken, vollen zomerdos, ’t Was in de streken, die wij toen door-
kruisten, heerlijk in de eerste helft van Julij, vol leven en bloei
en beloften. Maar meer dan een gave heeft de natuur en in haar
mildheid stört zij ook over het najaarslandschap een heerlijkheid
uit , die ons doet vragen: is dit niet nog schooner, nog rijker?
Minder leven- maar stille vrede en plegtige ernst; geen bloei
meer, maar volle rijpheid; geen beloften, maar ’t gevoel van
voldaanheid en verzadiging. Op een’ prächtigen herfstdag brengen
wij ons plan ten uitvoer, om van Maartensdijk naar de Vuursche