Reeds een kunstweg alleen' geeft den indruk van aan de bewoonde
wereld Verbünden te zijn, en op dezen weg komen menschen en
karren voorbij, meer dan wij in de laatste uren hadden gezien.
Hier zijn bonwakkers en boomgaarden, moeshoven en weiden. Hier
staan buizen längs den weg, met scburen en hooibergen. ’t Zijn
nagenoeg de eerste woningen, die de reiziger in den postwagen
tusscben Harderwijk en Deventer zag, aan den anderhalf uur langen
weg, dien hij na zijn vertrek uit de Geldersche academiestad had
doorgezwoegd. Daar was dan ook van ouds een pleisterplaats, terwijl
’t vermoeide voorspan, dat tot dusver den wagen door het zware
zand had gesleept, door versehe paarden werd verwisseld. De stads-
galg alleen had de doodsche heidevelden wat opgevrolijkt. Overigens
had zijn oog niet veel anders dan het woeste en ledige bespeurd. Ook
thans nog is de weg van Harderwijk herwaarts arm aan menschelijke
woningen, gelijk wij ’tgisteren avönd hadden kunnen opmerken,
al is voor een zeer groot gedeelte de heide aan beide kanten met
uitgestrekte dennenbosschen beplant, en de Zw a r t e boer , reeds
van ouds een herberg, blijft nog steeds een welkom en betrekkelijk
druk bezocht rustpunt. Was er gelegenheid tot nachtverblijf, dan
zou ’te r in den zomertijd wel niet ontbreken aan wie ’teen lust
is door bosschen en heiden te zwerven, en ’t laat zieh gissen dat
er dan ook Wel eens een landschapschilder voor eenigen tijd zijn
tente zou opslaan. Daar is in den omtrek nog veel, wat dit, sehoone
gedeelte der Veluwe waardig maakt, meer gekend te worden dan
’t nu is. Maar wat in ’t bijzonder nog voor eenige jaren „menigen
wandelaar ook uit Harderwijk herwaarts lokte” — hethuis Leu-
venum — dat vinden wij er thans niet meer. ’tLag schuin achter
de herberg, volgens de beschrijving „te midden van aangename
schaduwrijke dreven , die door een helder vlietende beek door-
sneden werden.”
In 1855 werd het gesloopt. Het oude huis Leuvenum was het
niet, daar de grootouders van den tegenwoorden b'ezitter van Essenburg
het hadden gebouwd, maar verloor de landstreek daardoor
dan ook geen te waardeeren overblijfsel uit het grijs verleden, de
val van het geboomte er om heen was toch een verlies voor den
?A Sc> ä.deX.liik;