een’ der uitgangen van de plaats op den binnenweg naar Sand-
poort uitkomen.
Nu zijn wij weer op bekend terrein. Längs het buitengoed
Sch o o n e n b e r g , voorbij de plaats, waar het prächtige Mid-
del loo prijkte, eer het tot den grond toe gesloopt werd, längs
het R. C. kerkje van Dr i e hu i z e n en de hooge boomgroepen
van We s t e r v e l d , längs den golvehden duinzoom en het bosch-
rijke Duin- en Kr u i d b e r g vervolgen wij onze wandeling door
streken, die wij vroeger bezochten, maar wier bekoorlijkheid ons
bij vernieuwing geboeid houdt. ’t Is er een wilde, romantische
natuur, afgewisseld door het smaakvolle park, den zorgvuldig
verpleegden tuingrond, de groene weiden , uit de wildernis ont-
gonnen. Prächtig gevormd houtgewas groeit er, met duizenden
veldbloemen zijn de wegen omzoomd. De jonge lente tooide alles
met haar frissche tinten. De dalende zon giet. er haar vriendelijk
licht in volle stroomen over uit. De zachte- voorjaarskoelte ruischt
door de takken. Het vogelenlied schalt er uit boschjes en hagen
en hoog uit de lucht, waarin de leeuwrik opstijgt. In de maische
weide rüsten de bonte runderen. Vrede en leven ademt alles om
ons heen. Een schoone voorjaarsdag neigt ten avond, onze togt spoedt
ten einde. Niet längs J a g t l u s t en V e l z e r e n d gaan wij naar
’t Station, maar ditmaal längs een’ anderen weg, die ons door de
lanen van hakhout en dehnen van den Nee t h o f leidt. En als
wij het eindpunt onzer wandeling bereiken, dan mögen wij haar
met een vriendelijke herinnering aan wat zij ons aanbood'besluiten.
A A N T E B K E K I N U E N .
Hoofdbronnen voor de kennis der buitenplaatsen in de in den tekst
behandelde landstreek, zijn : h e t zegenpr a l end Kenneme r l and, met
de' koperplaten van Hk. de Leth en de körte beschrijving van BrouB-
r i u s van Nidek, (1730) A. Loosjes Pzn. Hol l ands Arka di a ,
(1804 en ’5) met enkele afbeeldingen , kaart en lijsten van de buitenplaatsen ,
bloemkweekerijen en bleekerijen in den omtrek van Haarlem en opgave
hunner toenmalige bezitters, Gezigten in de oms t r ekep van Haar lem,
geteekend en op steen gebragt door P. S. Lut g e r s (1837—1844)
met ruim 60 zeer verdienstelijke afbeeldingen en opgave van de eigenaars
der buitenplaatsen. Den waardigen Loosjes hadden wij gaarne menig
uitweiding geschonken, als wij in plaats daarvan wat meer hadden ver-
nomen van den toestand veler buitenverblijven, die in dien tijfi nog be-
stonden, maar door de ongunstige omstandigheden hun’ ondergang nabij
waren. Samuel Ampzing geeft iets, niet veel, omtrent de landhuizen
omstreeks 1628. Ook de Stadsbibliotheek en' de daar berustende afbeeldingen
leverden eenige bijdragen, evenals het archief, bepaaldelijk omtrent
de bezitters van Auspi c i i s et Tel is. Betreffende het huis te Spyk
berusten papieren bij den tegenwoordigen eigenaar Mr. A. J. Enschede,
archivaris van Haarlem.
De wandelingen naar Brederode en de Ams t e rdams che water -
wegen naar zee, in den tekst bedoeld, zijn te vinden in Deel 3 en 4
van de eerste uitgave, in het deeltje Noord-Hol l and der tweede en
derde. Zij werden gedaan in 1877" en ’78. Er is sedert niet veel veranderd.
De buitenplaats Thorn, eertijds het huis den Bilt, die nog bestond,
toen Al lan zijn ges ehi edeni s van Ha a r l em schreef, (omstreeks
1877) is sedert gesloopt. Van de overplaats is nog iets bewaard, maar
overigens is er niets meer van te vinden, dan het witte stai- en oranjerie-
gebouw, in een kale weide.