brand, hun bezittingen geplunderd, hun zonen opgeofferd, regten
hadden zij niet, om hun nooden en belangen bekommerde zieh
niemand. Daar riep Hertog Reinoud de mannen der Veluwe, tot
dusver nagenoeg allen eigenhoorigen zijner moeder A l ionor a , te
wapen. De belofte der vrijverklaring was het verleidelijk lokaas.
Vrij te zijn! dat was een begeerlijk goed voor wie zoo lang en
zoo zwaar het juk der dienstbaarheid, de vloek der voortdurende
onmondigheid drukte! De gansche Veluwe gaf het antwoord op
de roepstem van den landsvorst. Was het hun tot dusver niet on-
verschillig geweest, of Reinoud of Eduard heerschte., of Bronck-
horst of Heeckeren den meesten invloed had, nu kozen zij Reinouds
partij, met al de onbesuisdheid, al de ruwheid eener schare, aan
zelfbestuur ongewoon, die plotseling de knellende banden voelt
slaken. Reinouds zaak werd de hunne, maar ook, hun eigen wraak
werd gekoeld.- Brandend en plunderend trok de volkshoop längs
den zuidelijken zoom der Veluwe naar Arnhem, dat vol angst bij
hun dreigende nadering de poorten sloot, zijn weerbare mannen
wapende, donderkruit en bussen liet aanvoeren, holle steenen,
met lood gevuld, als kogels ter verdediging gereed maakte. Welligt
werd ook de bürgt te Roozendaal versterkt en in Staat van verdediging
gebragt.
Wat er te wachten was, had de jammerlijke dood van Heer
Emme r i k van Dr u t e n , op den heiligen Paaschdag, in de
kerk te Leeuwen, voor het altaar zelf door een’ bandeloozen
hoop Betuwsche boeren. vermoord, maar al te duidelijk bewezen.
Eduard en de partij der Bronckhorsten aarzelden niet, door krachtige
maatregelen de hun toegedane hoofdstad te beschermen. Een sterke
krijgsmagt, onder aanvoering van de Heeren van Bronckhorst en
van Bahr, werd in de Veluwe gezonden en hier, in de heide,
werd de geduchte beweging met geweld onderdrukt. Een bloedige
strijd werd er gestreden en de kortstondige vrijheidsdroom was
uit, al-werd de overwinning door den dood van meer dan een’
wakker ridder, ook van den jongen Heer van Bahr zelven , betaald.
Niet aldus zou de vrijheid voor den lijfeigene worden gewonnen.
Nog jaren, nog eeuwen zouden er voorbij gaan, en beter voorbereiding
was er noodig, eer het juk der dienstbaarheid van zijn
schouders werd genomen en de vrijheidsboom beter vruchten droeg
dan plundering en moord. De V r i j e n b e r g bewaart in zijn’
naam — zijn’ naam, die als een bespotting klinkt — de herin-
nering aan die droevige dagen, aan de bittere teleurstelling van
den onberaden vorst, aan de nog grievender teleurstelling der
verdrukten en vernederden. Nog een andere sombere overlevering
verbindt zieh aan een laagte nevens den weg, de Mu n s t e rma n
genaamd. Daar zou in onveiliger dagen dan de onzen, een Mun-
stersch koopman vän zijn geld beroofd en vermoord zijn geworden.
Voorbij de hoeve en de houtrijke heuvels van d e n V r ij e n b e r g
klimt de weg allengs meer, en eigenaardig is ’tgezigt op een
torenspits -4- die van Be e k b e r g e n — regt daarvoor boven den
rand der hoogte uitstekend. Weldra hebben wij nu de brug over
„de Vrijenbergsche spreng” bereikt en wij zouden nu het pad däar-
nevens moeten inslaan, maar wij houden nog een’ körten tijd den
grintweg tot aan het hoogste punt en beklimmen de helling ter
zijde, om een overzigt te hebben over de landstreek. Welk een
ruimte breidt zieh daar rondom ons u it! ’t Zijn bruine heiden en
witte zanden, wat wij zien, en dwars daardoor heen loopt lijn-
regt de boomlooze grintbaan op den toren aan. Wij behoeven in
die rigting geen’ voetstap verder te gaan. ’t l s alles kaal en dor,
maar indrukwekkend door zijn’ ernst en door de onafzienbare verte,
waarin zieh het schemerend verschiet verliest. En aan de andere
zijde,- naar den kant van Loenen, overzien wij van den met
bloeijende heideplanten begroeiden top een fraai groen dal, hier
en daar inet witte, zandige plekken als doorzaaid, ingesloten door
dennen en akkermaalsboschen, en door digt en donker hout om-
zoomd, te liefelijker door de tegenstelling met de eenzame on-
metelijke wildernis daar ginds.
Hier künnen wij dus terugkeeren. Eerst in de nabijheid van
Beekbe r g e n zouden wij van den heuveltop een prächtig uitzigt
vinden op dit dorp en de buurt Oo s t e r h u i z e n , den Beek-
b e r g s c h e n enk en Ap e l d o o r n , tot De v e n t e r toe. Maar
dat ligt ons nu te veel uit den weg.