22 DB TELEFOON.
zeker, of wij deze „oudheid” niet misschien vergraven of door
houtgewas onkenbaar zullen v in den, en of haar belangrijkheid
tegen de bezwaren, aan dien togt verbonden, zal opwegen. Door-
gaans, en ook aan de Vuursche, is ’t niet gemakkelijk, inlich-
tingen omtrent den omtrek in te winnen. Ongevraagde aanwijzingen
zijn schaarsch en de antwoorden op bepaalde vragen meestal zeer
onvoldoende. Een gelukkig toeval kan soms iemand doen ontmoeten ,
die kennis aan mededeelzaamheid paart, of men nioet weten tot
wien men zieh bepaald heeft te wenden. Overigens is zelf zoeken
en zien het. best, voor wie ruimte van tijd heeft.
Wij moeten kiezen en wij kiezen de laan längs het bosch,
die ons, nu bij daglieht, tot het ons reeds bekende witte huis
van den jager van Pijnenburg brengt. Wie zou ’t voor eenige
jaren mogelijk hebben geacht, dat een Amsterdamsch koopman
op zijn buitenverblijf in deze landstreek, een geregeld geprek zou
houden met het personeel op zijn kantoor in de hoofdstad! Toch
heeft het menschelijk genie dat wonder gewrocht. Een dünne draad
overspant den weg en verliest zieh in de bosschen ter wederzij.
Over heiden en velden, over veenen en plassen verbindt zij, hoog
in de lucht, een huis in de Amstelstad met een landhuis in Eemland.
u’t Is de telefoon Mijnheer Boissevain”, zegt ons een boeren-
arbeider, met een gezigt, alsof ’t voor hem de eenvoudigste zaak
van de wereld was. Onze daglooners zijn gemeenzaam geworden
met dingen, aan wier mogelijkheid niet alleen hun grootvaders,
hun vaders zelfs, nooit zouden hebben geloofd, maar waaraan ook
de schranderste geesten naauwelijks durfden denken, ’t Is nog
geen halve eeuw geleden, dat.//een man te paard” de snelste,
maar dan ook zeer kostbare brenger eener spoedeischende tijding
was. Is het vreemd, dat die draad een herinnering uit mijn kinder-
jaren wakker roeptP
’t Moet in 1841 of -42 zijn geweest, toen ons gezin de zomer-
maanden te Baarn doorbragt. Een deel der familie was op een’
voorjaarsmorgen derwaarts vertrokken. ’t Moest nog met eigen
gelegenheid geschieden. Een ander deel was nog te Amsterdam
achtergebleven. ’t Woei hard toen het rijtuig vertrok. ’t Werd
IN HET OVERBOSCH.
noodweer terwijl het onderweg was. Groot was de ongerustheid
over de reizigers, maar er schoot niets anders over dan af te wachten.
Ängstige uren werden doorgebragt terwijl de storm bleef loeijen.
Daar kletteren tegen den av.ond haastige hoefslagen over de straat-
steenen. Een renbode nadert in galop en houdt voor ons huis stil.
Hij brengt het berigt, dat de familie. goed is overgekomen. Nu
zou de reis in een klein uur zijn volbragt en de telegraaf had m
enkele minuten en voor een paar dubbeltjes de’ bezorgden gerast
gesteld. Wij zijn aan dergelijke voordeelen en gemakken zoo ge-
woon geraakt, dat wij ze naauwelijks meer opinerken V maar soms,
zooals hier in het stille bosch, waarover het wonderbare middel
van gemeenschap zieh spant, soms herleeft weer de herinnering
aan een verleden, dat toch nog geen menschenleeft.ijd achter ons ligt.
Naast het jagershuis loopt onze weg regtuit en leidt ons, een
paar wonnigen voorbij , naar een oud, verweerd hekj| dat wij
doorgaan en wij komen weer in de bosschen met. hun piachtig
begroeide gronden, waar in diepe greppels het donzig groene mos
in den morgenzon blinkt, en de paarsche heidebloemen, de glin-
sterend bruine dennennaalden, de lange, sappige grasbundeis,
door een nachte! ijke regenbui verfrischt, in al den rijkdom hunner
kleuren en schakeeringen schitteren. Zijn de dennen en sparren ,
die er wassen, van niet veel beteekenis, de bodem is er van
opmerkelijke schoonheid; en drijven er dreigende wölken aan den
hemel, ’t is voor ,’t oogenblik nog droog en frisch, terwijl een
helder, grillig licht alles met fantastischen gloed overgiet. ’t Is
een heerlijke, koele zoinermorgen en als wij zijn uitgekomen op
den Hessenweg en bij den ons_ reeds bekenden ingang van het ■
Overbosch, waar de palen met de ketting de Hooilaan afsluiten,
dan hebben wij nog tijds genoeg, om wat rond te zwerven, eer
wij het stationsgebouw te Baarn gaan opzoeken. Na de wandelmg
door het meestal digte hout is ’t een aangename afwisselmg, als
een der kronkelende lanen ons brengt aan den zoom van het
bosch, van waar wij over het heldere water der breede Pijnenbur-
ger grift den straatweg overzien, door een hooiwagen verlevendigd ,
en de ruime velden, die zieh daavnevens uitbreiden. Ons is in het