müden. Kraohtig doen zieh, ondanks het vroege morgennur de stralen
der Julijzon op den open, — ¡¡¡E l 1 1
znn wij dankbaar, dat ■ zieh niet in graauwe regenwolken hulde. ln
haar’ gloed baadt zieh het vriendelijke landschap. Van haar licht straal
het tintelend groen van het forsche geboomte, het matgoud der
rijkgeladen halmen, het schitterend rood der klaprozen, hetteeder
blaauw der korenbloemen. Van vollen zegen des zomers spreekt alles
om ons heen. — Slechts eene scherpe tegenstelhng zien wij m
dat tafereel vol leven en vrede. Spookachtig liggen de verwaar-
loosde, half ingestorte mnren en de naakte daksparren eener
verlatene boerenwoning daar gmds m het veld. En straks wac
ons nog een andere • tegenstelling, als onze weg ons naar den
ingang van den akker der dooden leidt. Het boschje daar regt
voor ons, dat ons op eenigen afstand een landhoeve of hofste e
scheen te omringen, blijkt ons het kerkhof der gemeente. Ernstig
is de indruk, niet pijnlijk en outstemmend. Eenvoudig is de be-
graafplaats van Twello; treffende, zinrijke gedenkteekenen,. ver-
heffende en vertroostende zinnebeeiden hefeft zij niet aantewijzen.
Als de meesten onzer kerkhoven is zij praktisch misschien pro-
zaisch zeker. Maar wat de menschen niet deden, dat doet op dezen
zomerdag de zou. Zij werpt over de graven haar licht dat van
milde aoedheid, van stillen vrede, van blijde hope spreek,.
Onze weg buigt zieh längs het kerkhof en loopt voorts door
m m en roggevelden, beetwortelakkers, boomgaarden, doorn- en
benkenhagen, boerderijen en arbeiderswoningen , het g®bied ™
landbouwende bevolking. Het kleine, meuwe huis van Bosk amp
I de eenige heerenhnizinge, die wij voorbijkomen, maar voor
ons waar de molen van Terwolde en een aantal huizen tagen het
kloeke hontgewas uitkomen, blinken de rood en wit geschakeerde
mnren en de blaauwe koepeldaken van een aanzienlijk gebouw.
Slaan wij bij de herberg aan den weg regtsaf , dan | g —
aan een groote waterkolk - de hermnermg aan dijkbieuk
rPASdupperus. d e l J i tli-.
SXaiilihont&C' deiiHaa«^-