park bestuurd. Oude, regten lanen werden er voor geveld, maar
hier en daar werden enkele kloeke boomen gespaard. Heuvels
werden, gesiecht, breede gazons aangelegd, ruirne doorzigten ge-
opend, boomgroepen geplant, paden door het zware hout naar
de schoonste punten geleid, een lusthof gevormd, die overal de
rijkste afwisseling aanbiedt. Van de natuurlijke voordeelen, die
het golvende terrein oplevert, is met grooten smaak partij getrokken
en möge de bodem voor het onderhoud der uitgestrekte grasperken
veel overleg en moeite vorderen, de boomen wassen er welig. Wat
prächtige den zagen wij reeds bij de brug aan den ingang haar’
forschen arm uitstrekken over het pad. Hoe hoog en fier rijst dat
vijftal beuken bij het terras. Hoe schoon zijn die trotsche dennen,
die kloeke ceder, die zware van onderen af begroeide kastanje,
die donkere bruine beuken niet ver van het huis. Overal bij onze
omwandeling treffen wij opmerkelijke exemplaren aan, afzonderlijk
geplaatst, in groepen vereeüigd, in rijen geschaard, als bosseben
de heuvelhellingen bedekkend, de dalkommen vullend. Hier leidt
ons het pad door een lommerrijke sparrenlaan, ginds längs een
beukenplein, straks längs veelsoortige heesters; nu eens over de
hoogten, van waar wij over de toppen van het geboomte of.tus-
schen de stammen het verre verschiet zien blaauwen, dan weer door
een vallei, waar het zonlicht door de donkere kroonen op den met
donzig mos begroeiden of met glinsterend groene boschbesstruiken
bedekten bodem wemelt. Ruim en heerlijk is het uitzigt uit den hooggelegen
koepel, in wiens nabijheid het loof van accasia’s, Ameri-
kaansche eiken, tamme kastanjes de rijke schakeering zijnertinten
vertoont.. Eerwaardige beuken overschaduwen de oude, 92 voet
diepe put, waaruit in vroeger dagen het water voor de fonteinen
werd opgepompt. Een fraai overzigt van den aanleg voor het huis
over de golvende gazons, met bloemperken en een helder wit beeid
versierd, wordt ons vergund van de bank aan het breede pad,
dat het hoofd- en middelgedeelte van den aanleg omzoomt. Lang
kunnen wij er. ronddolen tusschen de majestueuze eiken, de rijzige
sparren, de hooge, regte dennen, de schoon gevormde beuken ,
die alom het uitgestrekte landgoed tooijen, en wilden wij ’t in
zijn’ ganschen omvang doorwändelen, t zou ons uren lang kunnen
boeijen. Wij hebben zooveel tijd niet 'ter onzer beschikking. Van
vroeger kenden wij ook reeds den Ro uwe n b e r g , even buiten
den zoom van het bosch, waarheen anders ■ de bezoekers van
Rhederoord gewoonlijk hun’ togt wel uitstrekken. Maar, niet onge-
zien blijft een der merkwaardigheden van de plaats: de beroemde
dertienstammige hagebeuk met hare ingegroeide takken, in wier
hollen tronk ook in den droogsten zomer overvloedig water staat.
En evenmin ontgaat ons het zeldzaam schoone dennenbosch, dat
door de hoogte en dikte zijner stammen teregt tot een der be-
zienswaardigheden van het goed wordt gerekend. Een der aardig-
heden, in vroeger dagen aan dezen lusthof eigen, „dat de paarden
er op zolder stonden/ g is nu reeds sedert tal- van jaren ver-
dwenen. Zij was ’t gevolg van de snelle daling van den grond
ter plaatse waar nu de oranjerie wordt gevonden. Daar was eer-
tijds een boerderij met een’ deel op den rand- van een’ steil af-
hellenden heuvel. Onder den deel was aan den voet der hoogte
een bergplaats gebouwd, waarvan hij dus inderdaad de boven-
verdieping uitmaakte. Een en ander is er nog te zien, maar paarden
staan er niet meer. In zoover is deze bijzonderheid vervallen. Zij
was trouwens ook zoo bijzonder niet in een land als het onze,
waar aan onze dijken die bouwtrant niet zeldzaam is. En Rhederoord
heeft zooveel schoons behoüden, dat een dergelijke merk-
waardigheid wel kan worden gemist, zonder schade voor het genot,
door een bezoek aan de aanzienlijke bezitting zoo ruimschoots bereid.
Aan den welvoorzienen disch in ’t hotel d en Enge l , waar
des zomers twee tafels worden aangerigt, voor de logeergasten en
1 De overigens zoo naauwkeurige Ni j h o f f , in zijn nog altijd zeer te
waardeeren Wa n d e l i n g e n in dh om s t r e k e n v a n A r n h e m , ver-
haalt het van een’ van de vleugels van het huis. Dit i s , tegen zijn ge-
woonte, niet volkomen juist.