de omgehouwen stammen en de Stapels afgehouwen takken längs
den weg, die door het bouwland regt op ’t nog gespaavde bosch
aanloopt. Dat booge hout vormt den achtergrond van bet fraaije
landschap, met zijn akkers en hagen en boomgroepen, zijn boeren-
huizen en schüren en het kerkje, waaromheen dat alles zieh legerL
Is ’t heden door de aantrekkingskracht van de Haere bijzonder
druk längs de wegen en ongewoon vol in en voor de herberg. Nu
wij het landelijke dorpje met zijn boschrijken omtrek weerzien,
ontvangen wij bij vernieuwing den indruk, dat het in zijn een-
voudige schoonheid ook zonder die bijkomende omstandigheid het
bezoek van velen ten volle waard is. Maar Ni jendaa l is tekoop,
Ou d Ra n d e is onbewoond, wat. lot de Hae r e wacht, is ons
nog onbekend. Is er ook reden om te vreezen, dat de gevelde laan
een droevige voorspelling is van een niet ver meef verwijderde
toekomst, waarin ook Diepenveen zijn bekoorlijkheid zal hebben
verloren 1
Te Deventer houden wij ons niet op. Een bezoek aan de oudejg
merkwaardige stad, een blik op haar enge straten, haar ruime
pleinen, haar nieuwe kwartieren, haar welvoorziene wink eis., haar
deftige heerenhuizen, haar ten deele zeer opmerkelijke openbare
gebouwen, een herinnering' aan haar rijke en belangwekkende ge-
schiedenis, behoort niet tot ons bestek. Wij verlaten haar over de
lange schipbrug, al blijven wij nog een’ körten tijd op haar grond-
gebied, en daarmede op Overijselschen bodem, terwijl wij den breeden
straatweg door de lommerrijke wandelplaats de Worp opgaan. Wij
komen de buitensocieteit met haar’ smaakvol aangelegden tuin
voorbij, benevens een paar buitenverblijven en een aantal ouder-
wetsche tuinen en koepels, die ons verplaatsen In de dagen van
weleer, toen de gezeten burgers onzer steden des zömers niet reisden,
of zieh elders optrekjes of kamers huurden, maar in de onmiddel-
lijke nabijheid hunner woonplaats zieh een toevlugtsoord hadden
gesticht, waar zij met vrouw en kinders en vrienden de lange dagen
van het schoone jaargetijde doorbragten, oin s avonds naar hun
woning binnen de wallen terug te keeren. Naar het schijnt, hebben
nog met alle Devonter families van dezen bescheiden, huiselijken
vorm van het buitenleven te genieten afstand gedaan; wij zien
althans, zoowel längs den straatweg als in een paar lanen daarnevens,
nog een niet onbelangrijk aantal koepels met de daarbij behoorende
afgesloten terreinen. Maar van dezen tijd zijn zij niet meer. Allengs
dalen zij af tot“ moezerijen of bloemkweekerijen of uitspanningen,
en een volgend geslacht zal welligt. deze eigenaardigheid uit het
leven onzer vaderen slechts uit verhalen en overleveringen kennen.
Weldra hebben wij den zwaren rivierdijk bereikt. Wij slaan
regts om en hebben nu nevens ons den breeden, groenen uiterwaard
en aan de andere zijde een uitgestrekte vruchtbare vlakte, waaruit
van verre digte bosschen oprijzen. Wat naderbij, aan den voet van
den dijk, ligt het buitenverblijf de Ziele, met zijn waterkom en
zijn groote tveurwilgen. Daarnevens daalt een binnen weg af en dien
slaan wij,in, om naar Twello terug te keeren. Een weinig verder
zouden wij den grooten weg gevonden hebben, maar het pad, dat
wij kozen, leidt ons längs het oud-adellijke Ho l t h u i s en schijnt
ons daarom de voorkeur te verdienen. Het loopt achter de buiten-
plaats De r n h o r s t , waarvan wij enkele lanen en paden, benevens
de bordjes met het opschrift „verboden toegang” te zien
krijgen, maar het huis verborgen blijft. Längs dit bosch voert een
zijspoor naar den straatweg, maar wij vervolgen den binnenweg,
tusschen eiken, accasia’s , beukenlanen, elzen en ander houtgewas,
hier en daar door bouwland afgewisseld. Hetzelfde groote huis met
zijn belvedere, dat ons dezen morgen een der merkteekens op onzen
togt was geweest f£ de kostschool is ook nu weer een ligt her-
kenbaar baken , gelijk het zieh daar ginds op eenigen afstand boven
de velden vertoont. Yerdwaald zijn wij dus zeker niet en den afstand,
die ons van het dorp nog scheidt, kunnen wij gemakkelijk berekenen.
Ter linkerzijde, strekt zieh weer een landgoed uit en spoedig zien
wij het stevige en deftige vierkante rood steenen huis, digt bij den
weg, opgebouwd uit een ruime gracht, die ook een met hooge
sparren begroeid eilandje omspoelt. Dat moet Ho l t h u i s zijn.