16 DE GROT -EN DE KONIJNENBERG.
zal zeker niet zonder aan'gename herinnering er van scheiden.
Men heeft ons gesproken van het huis, de kapel, de grot,
den konijnenberg, — „allemaal oudhedens”. Twee dier „oudhedens”
hebben wij reeds leeren kennen, en omtrent de beide anderen is
onze verwachting niet hoog gespannen. Toch achten wij ons, als
wandelaars door Nederland, niet verantwoord, wanneer wij ons
aan de taak, om hen met eigen oogen te zien, ligtvaardig onttrek-
ken. Maar waar zijn zij? „De weg wijst zieh van zelf”, had een
welwillende landman verklaard, terwijl hij lien tot den rang van
oudhedens verhief. ’t Mag waar zijn, voor wie den weg weet,
maar de vreemdeling zal meer instemmen met de meening van
andere dorpelingen' „zij zijn zeer moeijelijk te vinden!” Wij voor
ons houden ons overtuigd, dat wij hen noöit, tenzij dan bij toeval,
zouden hebben ontdekt, wanneer niet een paar inwoners van de
V uursche, de zondagsrust onder de koele sebaduwen van het bosch
genietende, ons ter regter tijde waren ontmoet en op onze vraag:
waar grot en berg te zoeken waren , zieh bereid hadden verklaard
ons te geleiden. ’t Ging längs den ijskelder dwars het bosch door,
längs slingerpaden tusschen jonge dennen, totdat na' een niet al
te körte wandeling, een läge piek tusschen vrij hooge, steile kanten
is bereikt. Een tamelijk diepe holte in den heuvel, waarboven een
fraaije denneboom prijkt, is „d e g r o t”. Konden wij nu aannemen,
dat hier in overoude tijden een kluizenaar had gewoond .— zoo
als het volksverhaal meldt — dan zou de piek althans nog iets
merkwaardigs hebben. Overigens heeft de grot geen belang genoeg,
om zieh de moeite van het zoeken daarnaar te getroosten, en de
graf heu vels, ten getale van zes in het grotboschje gevonden, zijn
grootendeels vergraven of begroeid. Nog minder kans is er, om
zonder gids den k o n i j n enb e r g te vinden. Hij ligt te midden
van hakhout aan den anderen kant van den breeden, met beu-
ken omzoomden zandweg naar de zeven l i nden. En men zou
er misschien boven op zijn, zonder het zelfs te weten. ’t Is
een heuveltje, met eenig uitzigt over akkermaalsboschjes, op
dennen en hooger geboomte. De echo, die men er kan oproepen,
geeft er eenige vermaardheid aan, maar wie slechts körten tijd
AVONDWANDELiNG. 17
aan de Vuursche vertoeft, kan in het bosch zelf zijn beschikbare
uren beter besteden. Wij hebben intusschen de voldoening van
onzen pligt te hebben gedaan en in dit bewustzijn keeren wij door
boschjes en lanen naar de Vuursche terug, waarbij wij gelegenheid
hebben, tevens den achtergevel van het buitenverblijf K l e i n
Dr a k e n s t e i n tusschen het hooge hout van zijn statig plantsoen
te zien uitkotSien.
Na den maaltijd is de zomerdag nog lang genoeg en de kracht
genöegzaam versterkt, om een’ togt in den omtrek te ondernemen.
Het Ui l e n b o s c h achter het logement is grootendeels geveld en
derwaarts behoeven wij dus niet meer te gaan; ook een blik op den
voorgevel van Kl e i n Dr a k e n s t e i n — een vierkant rood steenen
huis, met stalgebouwenVigazon en zwaar geboomte even buiten het
dorp gelegen — houdt ons maar weinig op. Wij hebben daartoe
slechts eenige schreden den weg op te wandelen en dan terug
te keeren, om den breeden zandweg nevens de pastorie in te slaan.
t Is een fraaije laan van beuken, tusschen hakhout en dennen,
rood getint door de dalende, zon. Op de grasranden tintelt het
licht en een gouden waas ligt uitgebreid over het digte, rijke
groen, waarop de openingen in de ons omringende bosschen het
uitzigt geven. De weg blijft wild en schilderachtig, bij voortdurende
afwisseling. Nu eens gaat het door lanen van krachtige, schoon
gevoimde dennen, door open plekken, van boschjes omzoomd,
straks längs met heide, varens, braamstruiken of tallooze veld-
bloemen of overhangende takken begroeide kanten. Zandsporeu
en diepe dennenlanen loopen hier en daar zijwaarts af. Die aan
onze regterhand zouden ons gelegenheid geven, de wandeling te
ekorten, daar zij uitkomen op het spoor, waarlangs wij terug-
keeren. Voor de logeergasten aan de Vuursche is er overvloedige
gelegenheid tot kleiner of grooter zwerf- en ontdekkingstogten,
waarbij evenwel op de kans van een weinig dwalen en omloopen
wel gerekend mag worden.