’t geliefkoosd aroma in dien vorm te verschaffen. Zijn zoon
Cornel i s en zijn neef J o han hielden den roem van hun’
naam met eere op, als hij, maar op dit huis hebben zij geen
betrekking.
Längs de hofstede loopt een eenvoudige, landelijke zandweg
tusschen weiden en tuingronden, die hun’ honten tooi reeds hebben
afgelegd. Wallen met hakhont en akkermaalsboschjes wisselen de
uitgestrekte velden af. Ruim is het uitzigt op het hooge hout der
Velzensche buitenplaatsen en op de duinen, aan wier voet het
kerkje van Driehuizen tusschen het houtgewas uitsteekt. Yoor ons
rijst het bosch van Ro s e n s t e i n , reeds op eenigen afstand aan
het grootsche stalgebouw kenbaar en daar nevens, op den anderen
hoek van den weg, ligt het naastedoel van onzen togt, het plant-
soen van Roos en Beek.
Wat ons derwaarts trok, was niet de faam van bijzondere
merkwaardigheid, die van de plaats zelve uitging, al staat haar
nieuwe villa naar onzen smaak niet achter bij het steedsche, deftige
huis, dat de Amsterdamsche secretaris J a n Tr ip er omstreeks
1730 bewoonde en dat in 1840 nog nagenoeg onveranderd was
overgebleven, maar thans als zoo menig ouderwetsche woning is
afgebroken, al zou haar eerwaardig geboomte ons zeker niet minder
behagen, dan „de bekorelijke en net geschoren lanen”, waarmee
de lustplaats in vroeger dagen prijkte. Ook is het niet , om er,
zooals een tijd lang ’t geval was, een herberg te vinden, waar
wij ons kunnen neerzetten onder ’t genot van uitzigten, „die de
droefgeestigheid zelve vervrolijken zouden.” Roos en Beek is
tegenwoordig belangrijk om zijn bijenpark, er voor een paar jaren
door de HH. Brui jn en Ke l t i n g ingerigt.
Wien is het onbekend, dat de huishouding der bijen tot de
belangwekkendsten^ uit de dierenwereld behoort? Wie heeft niet
met bewondering gelezen, wat er in tal van geschriften over mee-
gedeeld wordt? Wien verveelde het ooit, naar de verhalen en op-
merkingen der „iemkers” te luisteren? En wie, die zelf er zieh
mee bezig hield, werd ooit moede, de levenswijze der nijvere
diertjes gade te slaan, wie hunner was ooit uitgeleerd en uitgepraat,
waar het,de, merkwaardige eigenschappen der kleine, on-
vermoeid bezige werklieden gold!
Niettemin, de oningewijde zag niet veel, wanneer hij bij een’
bijenstal stond — een aantal gonzende, rondvliegende insecten,
van wie hij alle kans had, een gevoelige kastijding voor zijn nieuws-
gierigheid te ontvangen; voorts, een menigte zieh om het zwermgat
verdringende en, als de bijenhouder hem een’ blik in de opgetilde
korf vergunde, dan nogmaals een veel grooter aantal, door elkander
wemelend in de enge, donkere ruimte. Wat zal nu een bezoek
op Roos en Beek ons te aanschouwen geven?
Een beknopte herinnering aan de huishouding der bijen möge
ons het eigenaardige van de inrigting äldaar te beter doen be-
grijpen.
Een korf huisvest gemiddeld 20000 bewoners, waar önder ééne
koningin en een aantal darren — de mannelijke bevolking — ter-
wijl de overigen de werkbijen zijn. De darren hebben alleen het ge-
slacht in stand te houden, overigens arbeiden zij niet maar leiden
een lui leven, totdat zij in ’t najaar als nuttelooze kostgangers
door de werkbijen worden doodgehongerd. In de cellen, gedu-
rende de lente en den zomer met grooten ijver door de werkbijen
gebouwd, verschillend van grootte, naarmate zij tot kweekplaats
voor elk der drie soorten zijn bestemd, legt de koningin een eitje,
terwijl zij voortdurend door de dienende geesten met honig wordt
gevoed. Na verloop van een paar dagen komt uit het,ei eenlarve,
die eveneens wordt gevoed, totdat zij zieh inspint. Nu wordt de
cel gesloten en na eenig tijdsverloop is het volkomen insect ont-
wikkeld, in den eersten tijd gereinigd en trouw verzorgd door de
arbeidsters, die onophoudelijk honig aanbrengen. Vóór dat de nieuwe
koninginnen uitkomen, heeft de oude met een zwerm der jonge
bijen de korf verlaten, om een nieuwe woning te zoeken. De eerst
uitkomende jonge koningin tracht alle overigen in de cellen dood
te steken, of komen er meerderen te gelijk, dan ontstaat er een
gevecht op leven en dood, waarin soms allen omkomen, tenzij
t gelukt, de bedreigden in .tijds uit de korf te verwijderen en in
veiligheid te brengen. De nieuwe koningin verheft zieh, van een
■ 17