scheepjes, wier blanke zeilen helder afsteken tegen het zware,
donkere hout van de buitenplaats H o e k e n b u r g aan den overkant.
0°k hier is nog een hoekje van Oud-Holland te vinden, een restje
van t verleden, dat in den omtrek der hofstad allengs meer door
den stroom der nieuwere behoeften en van den modernen smaak
wordt. verdrongen. Ook hier is het te zien, dat de oude tijd on-
herroepelijk voorbij ging. Tal van hnizen staan ledig en die nog
sporen van vroeger aanzien vertoonen, zijn gesplitst en vertaten,
terwijl een groote stoomfabriek bij de Ge e s t b r u g zieh tusschen
de ouderwetsche buurt kwam indringen en de harmonie van het
geheel verstoren! t Was daar vroeger een liefelijk plekje bij de
Geestbrug, waar de gezellige uitspanning tal van Hagenaars met
hun kinderen plagt te ontvangen, na een aangename wandeling
längs de vriendelijke vaart, die ook reeds veel van haar aantrekke-
lijkheid heeft verloren. Meer nog dan zulk rüstig genoegen heeft
de hofstad aan de Geestbrug te danken gehad en nog andere her-
inneringen, dan die van theedrinken en visschen spreken, verbinden
zieh aan deze piek. Hier hield, den 27s‘™ Mei 1574, de wakkere
Nicolaas jRuijchaaver met een handvol volks een sterke Spaansche
troepenmagt tegen, totdat de bedreigde bewoners van het weer-
looze vlek ’s Gravenhage. den tijd hadden gehad, zieh met hun
kostbaarste goederen in het veiliger Helft te bergen. Wann werd
er uren lang gestreden, door ’t bedekte terrein begunstigd, en de
oude watergeus had opnieuw den dank des prinsen en der kloek-
moedig beschermde burgers verdiend.
Voor dat wij nu de brug over en den weg naar Voorburg
opgaan, moeten wij nog een oogenblik de laan inslaan in de rigting
naar Rijswijk. Daar vinden wij het ijzeren hek aan den ingang
van de hooge, statige iepenlaan van het deftige Cromv l i e t ,
aanloopend op het ouderwetsche roodsteenen, krachtig door de zon
verlichte huis, dat zieh baadt in den gloed, door het forsche,
donkere loofgewelf omlijst. En wie nu de wandeling niet verder
wil uitstrekken, kan hier door de fraaije laan tusschen de digt-
begroeide plantsoenen van Cromvliet en Leeuwendaal tegenover
Witsenburg op den straatweg uitkomen. Wij keeren op onze schreden
terug — daarop hadden wij ons bij een’ zwerftogt in deze streken
voorbereid. De" weg aan gene zijde van de Geestbrug is minder
aantrekkelijk dan die längs den Vliet, al biedt hij een ruim uit-
zigt op den Haag en op het landhuis met zijn vierkant torentje,
dat van den ouden en eenmaal zoo geduchten Binckhorst over-,
bleef. Aan die zijde is het landschap vlak en kaal. Rijker aan hout
is ’t aan den anderen kant, waar Ho e k e n b u r g ligt met zijn
van bosch omzoomde weide en het witte huis aan het einde der
plaats. ’t Was ons om Arent sburg te doen en spoedig zien wij
nevens ons het hooge, ongelijke weiland, eveneens door’t geboomte
ingesloten, en de palen van het inrijhek, ieder gekroond met een’
bürgt, waaruit een arend halverwege uitkomt. Een laan van iepen,
eschdoorns, esschen en elzen leidt längs een läge weide, waarover
een lange reeks van zware, wilde hagedoorns neerhangt, längs
boschjes met slingerpaden, längs den bloemtuin met een’ begroeiden
heuvelwal en een waterwerk, naar het fraaije, moderne huis, dat
aan den Vliet uitkomt en door een ruim en smaakvol aangelegd
park is omririgd.
Wat ons echter vooral herwaarts trok, was de wensch om de
piek te zien, waar indertijd de merkwaardige Romeinsche leger-
plaats, nevens tal van andere oudheden, werd opgegraven. De tuin-
baas wijst. ons die — veel meer kan hij ons ook niet toonen, dan
enkele afgesleten en sterk geoxydeerde munten, een fraaije steenen
vaas, waarop de schaking van Amymone door Neptunus is afge-
beeld en de marineren buste van een’ Romeinschen keizer. ’t Is
echter zeer de vraag, of deze laatste kunstwerken niet veel meer.
van latere tuinversiering, dan uit de Romeinsche stichting afkom-
stig zijn. De hoog gelegen, ongelijke weide moet nog vrij wat puin
verbergen. Daar schijnt het uitgestrekte hoofdgebouw te hebben
gestaan. Maar ook in den bloemtuin en bij den vijver vond de
tuinbaas nog wel eens munten. en hij had er voor eenige jaren
een zwaar muurbrok opgedolven. In de bloembedden zijn de over-
blijfsels van kalk en trassteentjes nog in overvloed. Het heuvel-
achtig terrein daarnevens heeft zijn’ oorsproug te danken aan de
aarde, bij het uitgraven van de fundamenten daar neergeworpen