Deels längs den dijk, deels aan den voet daarvan wandelen
wij tot aan het Station de Steeg, waar wij de spoorbaan over-
steken en op den straatweg uitkomen. Een deel van het boschrijke
en golvende terrein van Rh e d e r o o r d , dat längs dien weg zieh
uitstrekt, is afgesloten ten behoeve der logeergasten van het nieuw
gebouwde badhuis Qui s i sana. Het doel dezer inrigting is het-
zelfde, als wat ook in het oudere B e t h e s d a te Soeren en in het
sedert eenige jaren geopende badhuis te Baarn wordt beoogd. Zij
is vooreerst nog van bescheiden omvang en kan nog niet veel
pat.ient.en herbergen, maar ’t gebouw ziet er sierlijk en vriendelijk
uit en de ligging in een schoone, vrolijke landstreek is günstig.
Met een’ blik op ’t uitwendige moeten wij ons vergenoegen. De-
tijd laat ons niet toe, ons ter bezigtiging der verschillende localen
daar binnen aan te melden, want Rh e d e r o o r d wacht ons, en
in verband met verdere plannen kan tocli reeds ons bezoek aldaar
van niet zeer langen dnur zijn.
Het hotel de Eng e l is, als naar gewoonte, vol gasten.’t Blijft
nog steeds een zeer gezöchte verblijfplaats voor de zomermaanden,
een zeer gewaardeerde rustplaats voor den gaanden en körnenden
man. Door zijn’ tuin nevens het huis komen wij van zelf' op het
pad, dat onder den spoorweg-viaduct naar een’ der ingangen van
Rhederoord leidt. De loge’s■ van den Enge l hebben er vrije
wandeling, bij vergunning van den eigenaar. Vreemdelingen hebben
zieh om geleide aan te melden bij den boschwachter in het nette
witte huisje bij het ijzeren bruggetje over den droogen greppel,‘
waar de grens van het park is. Wij behoeven daar echter niet
aan te kloppen. Ons wacht de rentmeester, die bij afwezigheid
van den Heer van Rhederoord, den oud-zeeofficier Jhr. Brantsen,
onze gids zal zijn. Längs het slingerpad tusschen varens en hak-
hout, straks tusschen slanke dennen en krachtige eiken, stijgen
wij allengs tot den top van de hoogte, waarop het heerenhuis
met zijn terrassen ligt. Daar vinden wij ook de oranjerie en de
stallen en prächtige boomgroepen aan het ruime plein voor den
ingang der groote, deftige huizinge, die in 1744 werd gesticht
en sedert nog belangrijk werd vergroot. Haar ligging op den heuvel
geeft er iets eigenaardigs aan, door de breede, met beeiden, vazen
en bloemen versierde terrassen, waavvan ’t aan beide zijden en
aan den naar den straatweg gekeerden achterkant omringd is.
Aan den voorgevel is een uitgebouwde koepel, waarin de hoofd-
deur, längs eenige trappen te bereiken, is aangebragt. Daar binnen
is- een zeer ruime marineren vestibule, een koelc, smaakvol ge-
meubelde voorzaal, waar onze leidsman ons ontvangt. De overige
vertrekken zijn gesloten. Wij houden ons hier dan ook niet lang
op, maar beginnen onze wandeling met een bezoek aan het terras,
waarop de achtergevel met zijn beide ronde glazen uitbouwsels
aan de zijvleugels uitkomt. Gelijk het huis op zijn’ groenen,
glooijenden^ heuvel tusschen het statige geboomte van den weg
ieders aandacht trekt, zoo heeft het een ruim en heerlijk uitzigt
over een bloeijend landschap. Het terras is als een rijke bloemhof
aangelegd, in wiens midden een fontein een vijftal krachtige stralen
omhoog zendt, waartoe het water door een stoommachine in het
park wordt opgepompt. ’t l s een uitgezocht plekje, vol bloemen-
geur en kleurenpracht, terwijl de waterstralen ruischen en tintelen
in het zonlicht en het oog rondziet over een deel van het statige
park en daar voor ons de rivier haar’ blanken spiegel laat schit-
teren tusschen beemden en bosschen, eh de vrolijke, houtrijke
vlakte aan den overkant zieh uitbreidt tot waar in het blaauwe
verschiet de bergen van Elten en Montferland schemeren. De
raadsheer W. R. Br a n t s e n had een goede keus gedaan, toen
hij hier tegen het midden der vorige eeuw op den woesten heuvel
zijn landhuis stichtte en zijn plantagien aanlegde, en latere be-.
zitters uit zijn geslacht hebben het schoone goed met zorg en liefde
verpleegd. Zorg eischt de hooge grond, kostbaar is het onder-
höud, maar niets is er aan gespaard om alles wat er toe behoort,
zoowel het huis en de nevengebouwen, als het park en de
bloementuinen, in voortreffelijken staat te houden. Geen minder
meester dan Pet z o l d heeft den aanleg van het tegenwoordige