weelderigen overvloed met wilde viooltjes begroeid is, brengt ons
nu spoedig onder bet lommer van Oud-Valkeveen. ’tWas eertijds
een bnitenplaats, die wel in het jaar 1813 van de Fransche be-
zetting van Naarden veel had geleden, maar toch gedurende de
eerste helft dezer eeuw als zoodanig in stand bleef. De plaats waar
het huis heeft gestaan, thans door een schuur ingenomen, is nog
wel te herkennen. Het lag tegenover den ingang in schaduw van
statige linden en had aan de achterzijde en uit de zijvensters een
prächtig uitzigt op de zee en het strand. En ’t kan wel eenige
verwondering wekken, dat het bij een ligging, die zooveel schoon-
heid te. genieten gaf, geen zomerverblijf is gebleven, maargesloopt
werd, terwijl het terrein tot een uitspanningsplaats werd gebruikt.
Daardoor voorziet Oud-Valkeveen evenwel in een onmiskenbare
behoefte. Een voor allen toegankelijk rnstoord in deze streken kon
niet zonder schade worden gemist, en na de wandeling is ’t een
genot, zieh neer te zetten onder de hooge .linden, zieh telaven
met een’ koelen dronk. Families met kinderen vinden er door de
onmiddellijke nabijheid der zee een heerlijke gelegenheid,. er uren
lang door te breiigen in de frissche, versterkende lucht. Aan be-
zoekers ontbreekt het dan ook in den zomertijd niet. Wip en
schommel schijnen echter voor de jeugd aantrekkelijker, dan bosch
en heide, strand en zee. Wij zouden zoo zeggen: voor schommelen
en wippen behoeven zij de wandeling naar Valkeveen niet te maken.
Daarvoor is bij elke stad gelegenheid genoeg!
Maar ieder zijn smaak, als de kinders maar genoegen hebben. De
volwassenen genieten naar hun welbehagen. Sommigen zijn blijk-
baar reeds voldaan bij ’t gebruik der goede — wel wat kras bere-
kende — gaven der kasteleinesse. | Is opmerkelijk, hoe weinig zij
rondwandelen en rondzien zelfs. Zij komen, bestellen iets, verdiepen
zieh in' hun gesprekken, staan op en vertrekken. Een gezellig
praatje en een glas bier of melk, een kop koffij of thee, een bittertje
of likeurtje is ook in Amsterdam wel te vinden, de belangen van
kerk en Staat, van winkel of kantoor, de kwestien van dienstboden
of toilet, zijn elders evengoed te behandelen, als op een’ heerlijken
zomerdag in een rüstig, liefelijk oord. Anderen smaken blijkbaar
met innig welgevallen de weldadige kaltnte en ademen met genot
de frissche bosch- en zeelucht in. In den tuin is niet veel te zien,
maar koel is toch het lommer der linden en aardig het doorkijkje
op het vriendelijk landschap en Naardens hoogen toren, dat zieh
tusschen het boom- en struikgewas opent. Daar komen ook groepjes
van oud en jong terug, die waarlijk den vrijen dag buiten van
harte genieten. Rood zijn de aangezigten, de oogen tintelen, het
schoeisel draagt de sporen van zand en zeewater. Zij hebben wilde
veldbloemen geplukt, zij hebben door de boschjes gedwaald, zij
hebben heuvels beklommen, zij hebben in zee geplast en kanalen
gegraven in het zandige strand. Zij nemen een’ ganschen schat van
frischheid en opgewektheid mee naar de stad. Voor hen is Valkeveen
in der daad een vriendelijke rustplaats. Aan hen is een uit-
stapje naar de in liefelijkheid en afwisseling zoo rijke landstreek
heerlijk besteed.
Wij maken ons, versterbt en verkwikt, tot onzen verderen
wandeltogt op. Längs de plaats, waar het huis heeft gestaan, door
wat hakhout en het overblijfsel van voormalige lanen bereiken wij
spoedig de kust. ■
ri 1 Is thans ebbe en het strand is tamelijk breed, maar als het
vloed is stijgt het water tot vlak aan den hoogen kant, waarop
de weilanden zieh uitstrekken, de boschjes golven, de forsche boom-
groepen oprijzen, de schapen en runderen grazen. Men kan er
neerzitten onder de oude knoteiken tegen de helling, terwijl de
golfjes den voet bespoelen. Dat geeft aan de landstreek iets eigen-
aardigs, iets gezelligs. Het gevoel van verlatenheid, dat anders zoo
vaak aan de zeekust het gemoed overweldigt en neerdrukt, dringt
zieh hier niet aan ons op. Wij zijn in een bewoonde wereld. Toch
ontbreekt er de majesteit niet.
Längs den oever wandelen wij verder. ’t Is een romantisch landschap
— het witte strand, de ruig begroeide steil afgeslagen kanten,
de schrale met ruw houtwerk afgesloten weiden, de dorre, verwarde
takken der stammen, onderrnijnd door den golfslag, soms met kl uit
en al ontworteld en gevallen, de hooge, donkere, uitgewaaide eiken
van Oud-Naarden, oprijzende uit de vlakte en daarnevens de groote,
VIII 9