Zou dat het begin zijn van het dorp? Ongewenscht zou het met
wezen. De zon is ondergegaan en alsof de dreigendo wolken slechts
op haar verdwijnen hadden gewacht, zoo haasten zij zieh, een’ fijnen
motregen over de eenzame wandelaars uit te strooijen. Wij moeten
echter nog wat geduld hebben. De kleine buurt bij den molen is
spoedig ten einde. Van het dorp nog steeds Jchijn noch blijk.
Daar is een kruispunt van wegen. Gelukkig-ontbreekt de hand-
wijzer niet. Naar Apeldoorn wijst de eene vinger, naar Twello de
andere, die zieh uitstrekt in de rigting van een digt en donker
bosch, op eenigen afstand uitstekend boven de korenvelden , waar-
over reeds de graauwe schemering ligt. Daar, m dat hout, zullen
wij Twello vinden. De grintweg tusschen de akkers leidt ons ein-
delijk te midden van het statig geboomte. Zoo duister is t nog
niet, of wij kunnen opmerken, dat wij hier twee aanzienlijke buiten-
verblijven voorbijgaan, aan weerskanten van den weg tegenover
elkander gelegen. Noordi jk heeten zij beiden; als de groot e
en de k l e i n e Noordi jk zijn zij onderscheiden. Straks volgt het
landhuis St e l t e n b e r g , voorts de laan met de witte palen van
Ve e n h u i s , verder weer lanen, boschjes, akkers, een paar boer-
derijen, maar nog steeds geen dorp. ’t Is mmiddels duister geworden
en de regen, nu geen stofregen meer, valt zonder ophouden,
’tWordt tijd, dat wij onder dak komen. Maar waar is de gast-
vrije herberg? Waar een. mensch, die ons. teregt wijst? Alles is
des zomers vroeg in de veeren, geen lichtje blinkt meer geen
geluid laat zieh hooren, dan ’t geritsel der droppels op de bladeren
en " t geruisch onzer eigene voetstappen m het soppige
grint. Ten laatste schemert toch terzijde van den weg tusschen
de boomen een nevelig gevaarte, dat de kerktoren blijkt; enkele
huizen staan nevens en tegenover elkander, een er van is als
een raadhuis herkenbaar en daartegenover ligt een dorpsstraat,
maar de weg loopt door. Wij mögen hopen, nu met ver meer
van ons doel verwijderd te zijn, maar wij weten ook, dat Twello
een zeer uitgestrekte plaats is. Waar hebben wij de herberg te
zoeken? Gelukkig straalf in de dorpsstraat een licht. Daar is
men ten minste nog niet te bedde en men zal er ons de
PLANNEN. 67
noodige aanwijzingen wel niet weigeren. Het licht blinkt uit een
kamer, die op een veranda uitkomf.~7,E u r Ak a”, (/ik heb ’t ge-
vonden”, mögen wij wel met den ouden Archimedes uitroepen,
en evenals hij uit het bad sprong, vol blijdschap over zijn ont-
dekking, - betreden wij, doornat van het regenbad, dat ons gedurende
het laatste deel van onzen togt te beurt viel, met levendig ge-
noegen de helder verlichte ontvangkamer van het logement Van
Enter , ’t Is nu nog de vraag, of er plaats voor ons is — een
vraag van beteekenis in een streek, waar vrij wat families de
zomermaanden en pension komen doorbrengen. Is alles vol, dan
blijft ons niets anders over, dan tot Deventer door te gaan! Het
antwoord op die vraag vordert wat overleg met de vrouw des huizes.
Een goed deel der kamers is inderdaad bezet. Maar het schikt zieh
en welbehagelijk genieten wij de welkome verkwikking en de
wel verdiende rust na een’ langen, goed besteden dag, die onder
de linden aan de Vuursche begonnen , ten deele te Barneveld door-
gebragt, overeenkomstig het reisplan te Twello besloten wordt.
Zonder zorg zijn wij echter nog niet. Wij zijn nu voorloopig
wel in veiligheid, maar wat zal het zijn, als de regen aanhoudt!
Tot dusver was de togt geslaagd. Zoolang het licht was, had niets
ons in het ten uitvoer brengen van onze plannen verhinderd en
het minder aangename van het laatste gedeelte der wandeling kon
spoedig vergeten worden, wanneer de nieuwe dag maar niet onder
ongunstige voorteekenen aanbrak. Wij hebben dien dag nog vrij
wat te doen. Bij ons vorig bezoek aan de havezathe de Ha e r e
bij Diepenveen hadden wij gaarne de kostbaarheden en kunstschatten
gezien, volgens de faam daar te zamen gebragt, maar de
toegang tot het huis werd niet vergund en wandeling op de schoone,
uitgestrekte plaats was verboden. Nu bevatten de dagbladen de
aankondiging, dat de inboedel zou worden verkocht en een paar
dagen te voren te zien zou wezen. Die gelegenheid mögt niet worden
verzuimd. Den laatsten ,/kijkdag” willen wij niet laten voorbijgaan