
 
		visch  zeer  lekker  van  fmaak,  enigzints  naar  een  
 kokhaan  gelijkende,  en  dien wij  zoo warm  als  hij  
 van  het  vuur  kwam  aten.  Digt  bij  deeze  plaats  
 was  eene hooge  kaap  of een  fchier-eiland,  dat  in  
 de  rivier uitftak,  en  op welk  de  overblijfzelen van  
 eene  fterkte,  die  zij  Eppah  of Heppah  noemen,  
 te  zien  waren.  De  beste  krijgsbouwkundige  in  
 Europa  zou  geene  gefchikter  plaats  hebben  kunnen  
 uitkiezen  voor  een  klein  getal  om  zig  tegens  
 een grooter  te  verdedigen.  De  fleilte van  de klippen  
 maakt haar  volkoomen  ongenaakbaar van  den  
 kant van  het water,  dat  haar  aan  drie  zijden  omringt  
 en,  aan  de  land-zijde  is  zij  verfterkt  door  
 eene graft  en  eenen wal ,  die  aan  de  binnen - zijde  
 is  opgeworpen;  van  het bovenst van  den  wal  tot  
 op den  bodem  van de graft is twee  en  twintig voeten  
 hoogte;  de  wal  is  aan  de buiten-zijde  veertien  
 voeten  diep  en  breed naar evenredigheid.  Al-  
 Jcs fcheen  met  zeer veel oordeel aangelegd  en daar  
 was  eene  rei  paaien  of  ftaket-werk  geweest  en  
 boven  op  den wal en  langs  den  rand  van  de  gragt  
 aan de  buiten-zijde;  die  aan  de  buiten-zijde waren  
 zeer  diep  in  den  grond  geflaagen  en  helden  
 fchuinsch  over  de  gragt;  maar van  deeze  waren  
 nog  maar  de  dikfte  paaien  overig,  en  men  zag  
 duidlijke  tekenen  van  vuur  aan  dezelve,  zoo  dat  
 de  plaats  waarfchijnlijk  door  eenen  vijand  inge-  
 noomen  en  verniejd  was  geweest.  Zoo  het  een  
 o f ander  fchip  in  de  noodzaaklijkheid  kwame  van 
 hier 
 hier  te  overwinteren,  of enigen  tijd  te verblijven,  
 zou men  op  deeze plaats  tenten  kunnen  bouwen»  
 waar  toe  zij  ruim  genoeg  en  zeer gemaklijk is,  ea  
 zij  zou  met weinig  moeite  voor  het geheele  land  
 onwinbaar  kunnen  gemaakt  worden, 
 Den  elfden  regende  en  woei  het zoo  llerk  dat  
 ’er  geen  eene kano af kwam;  maar  de  groote  floep  
 wierd  uitgezonden  om  Oesters  te  haaien  op eene  
 der banken,  welke  wij  den  voorigen  dag ontdekt  
 hadden ;  de  floep  kwam  wel  dra  zwaar  belaaden  
 terug  en  de  oesters.,  die  zoo  goed  waren  als  ’er  
 ooic van  Colchestër  kwamen,  en  omtrent van  dezelfde  
 grootte,  wierden  onder  de  raas  en  masten  
 gelegd  en  het  volk  deed  niet  anders  dan  oesters  
 eeten  van  toen  zij  aan  boord kwamen  tot  ’s avonds  
 toe,  wanneer,  gelijk  men  natuurlijk  verwagten  
 kan  ,  een  groot  gedeelte  van  dezelve  verteerd  
 was;  wij  bekreunden  ons  egter  des  niet-,-naardien  
 wij  wisten  dat niet alleen  de  floep,  maar  zelfs het  
 geheele  fchip  met  oesters  zoude  hebben  kunnen  
 gelaaden  worden,  bijna  in  een  enkel  getij,  naardien  
 de  banken  halver  eb  dróóg zijn. 
 Des morgens  van  zondag den  twaalfden kwamen  
 ’er  twee  kanoos  vol  volk;  -dat  wij  nog  nooit  te  
 vooren  gezien  hadden,  maar  dat  van  ons  fcheen  
 gehoord  te  hebben  ,  alzoo  het  veel  voorzigtig-  
 heid  gebruikte  in  ons  te  naderen.  Naardien  wij  
 hen met  alle  tekenen  van vriendfchap,  die wij  betoenen  
 konden,  nodigden  binnen  boord  te  hoornen,