den affland van omtrent drie Engelfche mijlen
De Kameel Berg lag omtrent elf zhike mijlen in
Bet Z. ten O. en het westlijkst land in het gezigt
‘ f J ' ' ** 0Bze ®reedte was bij waarneeming
34 20 Z. Ten vier uuren wendden wij en zeil-
den op den wal'aan;: terwijl wij dit deed«,
moeteden wij eene zwaare kabbeling en hetfchip
dreefllerk aan lij .af , dat wij toefchreeven aan
een ftroom * die oostwaarts ging. Ten agt uuren
heten mj het wenden en hielden af tot ’s anderen
ag,s s morgens ten agt uuren, wanneer wij wederom
wendden en naar land hielden, zijnde omtrent
tien mijlen van den wal; op den middag lag
de punt van het land, bij hetwelk wij den vooeigen
dag geweest waren, vijf mijlen in het Z Z
W. van ans. De wind Bleef nog westlijk enten
leven naren wendden wij in vijf en dertig vademen,
wanneer de land-pnnt van wette wij te
vooren melding gemaakt hebben, vier o f vijf Engelfche
mijlen ten N . w . „ N. m ms .
zoo dat wij geen duim- breed te loefwaard gewonnen
hadden in de laatfte vier en twintig uuren,
ergeen ons in ons gevoelen bevestigde dat 'er
eea.8rop.ra was> * * oostwaarts liep. De land-pune
noemde ik de Neord-Kaap^akoo zij herword,
8jkst eind van dit land is. Zij Mge op 34“ W
Zuider Breedte en op i8tf- 55' Wester Lengte,
eenendertig mijlen van Kaap B r a ta de ftrek-
img van N. 63 W. Zij naakt de noordlijldle
punt
punt van de Z a n d -b a a i en is een fchier-eiland,
dat omtrent twee Engelfche mijlen naar het Noordoosten
uitfpringt en in een hoog voorland eindigt,
dat van boven plat is. De land-engte, dife
dit voorland aan het groot land hécht, is zeef
laag en daarom heeft het land van de Kaap, van
vcrfchillende kanten het voorkoomen van een ei»
land. Het is nog aanmerklijker, als het uit het
Zuiden gezien wordt, doordien zig dan een hoog
rond eiland aan de Zuid-oostlijke punt van de
Kaap vertoont; maar dit is ook een bedrog; want
dat een eiland gelijkt is een ronde heuvel, die
door eene laage fmalle ftrook lands aan de Kaap
gehecht is. Op dé Kaap zagen wij -een hippah
of dorp en enige weinige inwooneren en aan de
zuid - oostzijde van dezelve fchijnt eene goede ankerplaats
te zijn en goede befchutting tegens de
zuid-westen en noord* westen winden.
Wij bleeven af- en aan-laveeren, noord-westwaarts
vorderende tot op den middag van den een
en twintigften, toen de N o o rd -K a a p agt en dertig
mijlen Z. 39 O. van ons af was. Wij veranderden
Hechts enige weinige mijlen van plaats tot den
drie en twintigften, wanneer wij, omtrent ten zeven
uuren ’s avonds, boven uit de mast in het Z.
J O. land ontwaarden. Dén vólgenden morgen
ten elf uurën zagen wij het Wéder in het Z. Z. O.
op den afftand van agt mijlen 2 wij ftuurden nu
«lid-Westwaarts en ten vier uuren was het land
N a Z„