enige van de kaale rotfen te.bezien, zou hij mis*
fchien’ gelukkiger geweest zijn. Hij was ook
van gedagten dat hetgeen ik op eene andere plaats
voor marmer had aangezien eene mineraale zelf-
ihndigheid was, en dat het, als men de overeenkomst
in breedte tusfchen deeze plaats in Zuid-
Amerika in aanmerking neemt, niet onwaar-
fchijnlijk was of daar zou, als men het land
wel doorzogt, iets zeer kostbaars kunnen gevon*
den worden.
Bij mijne terugkomst in den avond vond ik al
het 1hout en het water aan boord en het fchip
klaar om in zee te kunnen gaan; ik beflootdan
het land te verhaten en naar huis te keeren langs
eenen weg, die meest voordeelig Voor den dienst
zoude wezen, over welk onderwerp ik den raad
van mijne officieren innam. Ik zelf had een groot
verlangen om om Kaap Hoorn terug te keeren,
doordien mij zulks in ftaat zoude gefield hebben eens
voor al uittemaaken of ’er een zuidlijk vast land zij
o f niet; maar hier tegens woog de tegenwerping op
dat wij in eene hoogezuidlijke breedte zouden hebben
moeten blijven in het felst van den winter met
een fchip, dat niet in ftaat geoordeeld wierd voor
die onderneeming; dezelfde reden wierd ook aangedrongen
tegens het plan van regtftreeks naar de
Kaap de Goede Hoop te zeilen, en met nog meer*
der kragt, omdat ’er in die koers geene gewigtige
ontdekkingen te hoopen waren; daar wierd dan
jjyg*
befloten dat wij over dé Oost - Indieën terug
zouden keeren en dat wij met dat inzigt, als wij
de kust verlieten, westwaarts zouden ftuuren, tot
wij aan de oost-kust van Nieuw Holland hoornen
zouden, en dat wij dan die kust noordwaarts
zouden volgen, tot wij aan derzelver noordlijk
eind zouden koomen; doch zoo dit ondoenlijk
gevonden wierd, wierd ’er verder befloten dat wij
tragten zouden het land, of de eilanden, welke
men zegt door q u i r o s ontdekt te zijn, te ontmoeten.
Met dit voorneemen gongen wij op faturdag
den een en dertigfien Maart 1770 onder zeil en
liepen in zee, met het voordeel van eene frisfe
koelte uit het*Zuid-oosten en helder weder, ons
vertrek neemende van de oostlijke punt, die wij
den drie en twintigften op den middag gezien hadden
en welke ik, bij deeze gelegenheid, met
den naam van Kaap Vaarwel benoemde.
De baai , welke wij nu uit gezeild waren ,
noemde ik de Admiraliteit - B a a i, en ik gaf den
naam van Kaap Stephem aan de noord - westlijke
punt en dien van Kaap Jackfon aan de zuid - oostlijke,
naar de twee heeren, die toen ter tijd Se-
cretarisfen van de Admiraliteit waren,
De Admiraliteit Baai is gemaklijk te kennen
aan het eiland, van ’ twelk ik zoo even melding
gemaakt heb, dat twee Engelfche mijlen ten
Noord - oosten van Kaap Stephens. op de Zuider
Breed