
 
		304  [Maart 1770]  REIZE  RONDOM 
 van  degeene, die  in  gevegt  gedood worden,  op  té  
 eeten;  want  de  honger  zal  bij  iemand,  die door  
 hongersnood  gedwongen  wordt om  te  vegten,  alle  
 aandoening  verdooyen  en  alle  gevoel ,  dat hem  
 zou weêrhouden om  dien  met het lighaam van  zijnen  
 vijand  te  ftillen ,  onderdrukken*  Men  moet  
 egter  ook aanmerken  dat *  zoo  dit bericht  van den  
 oorfpröng  van  een  zoo  ijslijk gebruik waaraehtig  
 is,  het  kwaad  geenzints  een  einde neemt met de  
 noodzaaklijkheid,  die  het heeft voortgebragt:  als  
 het  gebruik  eens  aan  de  eene  zijde  begonnen  is  
 door  den  honger ,  zal  het  natuurlijk aan de  andere  
 zijde  door  wraaklust  worden  aangenoomen.  
 En  dit is  het nog  niet al *  want,  fchoon fommige,  
 die  voor  befpiegelaars  en wijsgeeren  willen doorgaan, 
   mogen  beweeren  dat het  eene  zaak  is,  die  
 in  zigzelve volmaakt  onverfchillig is,  of het dood  
 lighaam  van  eenen  vijand  gegeeten  of begraaven  
 worde,  even  gelijk  het  onverfchillig  is of de  borden  
 en  dijen  van eene vrouw bloot of bedekt  zijn *  
 en  dat  vooroordeel  en  gewoonte  ons alleen  doen  
 Adderen  óp  de  fchending  van  eene  volftandige  
 gewoonte  in  het  een  ,  en  bloozen  in  het  ander  
 geval,  kan  men  egter  (dit  als  een  punt van  
 gefchil,  dat,  opzetlijk  behandeld  wordende  
 breeder  kan  beredeneerd worden,  daar laatende)  
 veilig  verzeekeren  dat  de  gewoonte  van  men-  
 fchen-vleesch  te  eeten,  hoedanig die  dan ook,  op  
 zigzelve  befchouwd,  wezen  mag,  in  eenen  be 
 D E   W A E R E L D .   [Maart  177ó]  305 
 treklijken  zin  en  in  haare  gevolgen,  allerverderf-  
 lijkst  is  en  baarblijklijk  ftrekt  om  een  beginzel  
 uitteroeijen  ,  dat  de  voornaamfte  veiligheid  van  
 het  leven  der  mènfchen  uittnaakt  en meermaalen  
 de  hand  van  den moordenaar wederhoüdt dan  het  
 gevoel  van  plicht,  of  zelfs  de  vrees van geftrafe  
 te  zullen  worden* 
 Bij  degeene,  die  gewoon  zijn  de  dooden  té  
 eeten,  moet de  dóód veel  van  zijne afgtijslijkheid  
 verloren  hebben,  en  daar  weinig  afgrijzen  is  op  
 het  gezigt  van  den  dood,  zal  ook  niet  veel  afkeer  
 zijn  van  zelf te dooden.  Een begrip van plicht  
 en  de  vrees  voor  ftraf  kunnen  gemaklijker  overwonnen  
 worden  dan  het natuurlijk gevoel,  of dat  
 hetwelk  door  vroegtijdig  ingezogen  vooroordee-  
 Jen  en  eene  onafgebrooken  gewoonte  eene  tweede  
 natuur  geworden  is.  Het  afgrijzen  ,  dat  een  
 moordenaar  gevoelt,  ontftaat niet zoo  zeer uit  de  
 flegtheid  van  de  daad,  maar  is  derzelver natuur^  
 lijke  uitwerking,  en  hij,  die  met  de  uitwerking  
 gemeenzaam  geworden  i s ,  zal  gevolglijk  ook  
 veel  van  dat  afgrijzen  verliezen.  Volgens  onze  
 wetten  en  onzen  godsdienst  verdient  moord  en  
 diefllal  dezelfde  ftraf,  zoo  in  deeze  waereld  als  
 in  de  toekoomende,  en  egter  zullen  ’er  van  
 die  menige,  die  met  opzet  lieden,  maar  zeer  
 weinige  zijn,  die  met  opzet  moorden  zullen,  
 zelfs  om  veel  grooter  voördeelen  te  behaalen.  
 Maar  daar  is  de:  fterkfte  reden  om  te  denken  dac  
 II.  D eel.  V  '  zij*