
eti , bij' het groot getal dergeene, die wij naakt
gezien hebben, befpeurden wij nimmer den min-
ften uitdag op de huid , of tekenen door eenen
uitdag agtergelaaten; het is waar dat wij, in het
eerst, ziende fommige van hun, als zij,bij ons
kwamen, met witte meelachtige vlakken op ver-
fchillende deelen van hun lijf getekend, dagten
dat zij melaatsch of ten uiterften fcorbutiek waren
’ maar, het nader onderzoekende, bevonden
w i j ' dat deeze vlakken ontdaan waren door het
fchuim van de zee , dat hen in hunnen overtocht
nat gemaakt had en dan opgedroogd zijnde,
de zouten als een fijn wit .poeder had agtergelaaten.
5 .
Wij hebben, bij eene voorige gelegenheid,
reeds' gewag gemaakt van een ander bewijs van
gezondheid, toen wij namelijk verhaalden hoe
•gemaklijk de wonden genazen,die lidtekenen agtergelaaten
hadden en die welke wij zagen als zij nog
fVërsch waren: toen wij den man ontmoeteden,
die met eenen fnaphaan- kogel door het vleesch-
•achtig deel van zijnen arm gefchoten was, fcheen
-zijne wond zoo wel geheeld en in zulk eenen goeden
ftaat van volkoomen te geneezen, dat, zoo
ik niet geweeten hadde dat ’er niets opgelegd was ,
ik voorzeeker met eene zeer ernftige nieuwsgierigheid
onderzoek zou gedaan hebben naar de
wondheelende kruiden en -de heelkonst ran het
iand. : Eela
Een verder bewijs dat de menschlijke natuur
alhier onbefmet is door ziekten is het groot getal
oude lieden , die wij zagen , van welke veele,
door het verlies van hun hair en hunne tanden,
zeer oud fcheenen, fchoon egter geene hunner
afgeleefd waren; en, alhoewel in fterkte van fpie-
ren de jonge niet evenaarende, behoefden zij
geenzints voor hun onder te doen in yrolijkheid
en levendigheid.
4*
4» 4-
4 *
X 3 ELF«