oogmerk om, zoo het mogelijk ware, enige van
de inboorlingen te verfasfchen en aan boord te
brengen, daar ik dart door eene zagte behandeling
en gefchenken hunne vriendfchap zoude zoe-
ken te.winnen om door middel van hun met hunne
landslieden in eenq vriendfchaplijke onderhandel
ing te koomen.
Tot mijne groote fpijt vond ik geene plaats daar
jk landen kon, naardien ’er overal eene gevaarlijke
golf op het ilrand floeg; maar ik zag twee
kanoos uit zee de baai inkoomen, de eene onder
zeil en dq andere met riemen. Ik meende dat dit
eene gimftige gelegenheid was om enige van het
volk in mijne raagt te krijgen zonder ongelukken,
naardien degeene, die in de kanoos waren, waar-
■ fchijnlijk visfchers en zonder wapenen zouden zijn
en ik drie Hoepen vol volk had. Ik fchikte de
floepen dan zoodanig dat het mij niet misfen kon
hen te onderfcheppen op hunnen weg naar den
wal; die van de kanoos met riemen befpeurden
pns zoo ras, dat zij, uit alle hunne magt naar het
naaste land roeiende, ons ontfnapten; de andere
zeilden voort tot in het midden van ons zonder
te merken wie wij waren; maar zoo dra zij
ons ontdekten, ftreeken zij hun zeil en vatteden de
riemen, <he Sfj zoo wel roerden dat zij de floep
ontroeiden. Zij waren egter binnen het bereik
van het gehoor en t u p i a riep hun toe dat zij
langs 4e floep zpuden kQpnten en, beloofde hun
uit.
uit onzen naam dat hun geen leed gefchieden Zou-*
de; zij verkoozen egter liever zig op hunne riemen
dan op mijne beloften te verlaaten en blee-
ven uit alle hunne magt van ons af roeijen. Toen
liet ik een fchot over hunne hoofden doen, als.
het beste middel om mijn doel te bereiken, in
hoop dat het hen zig. zoude doen ovcrgeeven of
hen in het water zou doen fpringen. Toen de;
fchoot afgong, hielden zij op met roeijen en alle.,
zeven in getal, begonnen zij zig te ontklee-
den, zoo wij dagten om over boord te fpringen;
maar het viel geheel anders uit. Zij namen on-
middelijk, een befluit niet om te vlugten, maar
om te vegteh en toen de floep bij hen kwam, begonnen
zij den aanval met hunne riemen en met
fteenen en andere beledigende wapenen, die in
de kano waren, met zoo veel geweld, dat wij
genoodzaakt waren tot onze eigen verdediging op
hen te fchieten; Daar wierden ’er ongelukkiglijk
vier dood gefehoten en de andere drie, die jon-?
gens waren, van welke de oudfte omtrent negentien
en de jongfte omtrent elf jaaren oud was,,
fprongen terflond in het water; de oudfte zwom
met zeer veel wakkerheid en weêrftond de poogingen
van ons v'olk om hem in de floep inteneemen mee
alle zijne kragten; hij wierd egter ten laatften
overmand en de twee andere wierden met minder
•moeite opgevischt. Ik ben wel bewust dat.het
hart van eiken leezer, die enige menschlievendheid