
 
		zagen  toen  weder dansfen  en  tusfchen-fpelen  fpee-  
 len,  terwijl  de  tusfchen-fpelen  al  wederom  van  
 elkanderen  verfchilden :  in  een  derzelve waren  de  
 fpeelers,  die  alle mannen  waren,  in  twee  benden  
 verdeeld,  die van  elkanderen onderfcheiden  waren  
 door  de  kleur  hunner  kledij,  zijnde  de  eene  
 bruin  en  de  andere  wit.  De  bruine  bende  verbeeldde  
 een’  heer  met  zijne  knegts  en  de  witte  
 bende  een  troep  dieven:  de  heer  gaf  eene  mande  
 met  fpijs  aan  zijne  knegts  te  bewaaren:  de  dans  
 van  de  witte  bende  be.flond  in  verfcheiden  poo-  
 gingen  om  die  te  fleelen  en  die  van  de  bruine bende  
 in  hetzelve  te  beletten.  Na  enigen  tijd  gon-  
 gen  degeene,  die  de  mande  bewaaren  moesten,,  
 rondom  dezelve  op  den  grond  zitten,  en  op  de  
 mande  liggen  flaapen;  de  andere,  van  deeze  gelegenheid  
 gebruik  maakende,  kwamen  zagtjens,  
 ligteden  hen  van  de  mande  en  gpngen  met  den  
 buit door:  de  flaapers,  kort  daarop  ontwaakende,  
 misten  hunne  mande  ,  maar  vielen  aanflonds  aan  
 het dansfen,  zonder zig verder  aan  hun  verlies  te  
 Tlooren,  zoo  dat  het  onderwerp van  deezen'dans,  
 volgens  de  geflrengfle  regelen  van  beoordeeling-  
 kunde,  enkelvoudig  was  en  onze  beminnaars  van  
 het  eenvoudige  zouden  hier  vergast  geweest  zijn  
 4  op  een  flukjen,  dat  volmaakt  naar  de  zuiverheid  
 van hunne  fmaak  gefchikt was. 
 Den  negendm,  den  morgen  doorgebragt  hebbende  
 met  koophandel met' de  kanoos  te  drijven, 
 nahamen  
 wij  een koeltjert,  dat Uit het Oosten  kwam,  
 Waar,  en  ons  lek  geflopt  en  de verfché  levensmiddelen  
 ,  die wij  gekogt  hadden,  aan hoofd  genoo-  
 inen  hebbende,  zeilden wij  de haven uit;  Terwijl  
 Wij weg zeilden, drong  t ü p i A  flerk  bij mij aan dat  
 ik  eenen  fchoot  naar Bolabola  zoude  doen,  denk*  
 lijk als  een  blijk  vati  zijne  gevoeligheid  en  om  de  
 magt  van  zijne  nieuwe  bondgenoroten  te  toönertj  
 ik  vond  goed  hem  hierin  te  voldoen  ert  liet  eert  
 iluk  affchietèn j  fchoon  wij  ’er  zeven  mijlen  Vari  
 af waren. 
 Terwijl wij  omtrent  deéze  eilanden  waren  verteerden  
 wij  zeer weinig  van  den  fcheeps - voorraad  
 en  wierden  oVervloediglijk  voorzien  van  varkens,  
 hoenderen,  plataaneii  en  yams,  die  wij  höoptert  
 dat  ons  Wel  te  ftade  zouden  köomén  op  onzen  
 toch  zuidwaarts;  maar  de  varkens  wilden  geener-  
 Ieie  Europifche  gfaanen  ,  erWetert  of booneh,  of  
 kruimelen  van  bifcüit  eetén,  Zoo  dat  wij  heft  
 niet  in  het  leven  konden  houden  eb  de  hoenders  
 Wierden  alle  zeer fchielijk aangetast van  eene ziekte, 
   die  het hoofd zoo  flerk  aandeed,  dat  Zij  hunne  
 koppen  tusfchen  hunne  pooten  lieten  hangen  
 tot  zij  ftierven;  men  moet  zig  dan  niet veel  verbaten  
 op  het  levendig  vee  ,  dat  men  op  deezé  
 plaatfen  aan  boord  neemt,  ten  minflen  niet  
 voor  dat  men  enig  voedzel  Ontdekt  heeft  dat  
 de  varkens  eetert  willen  en  enig  geneesmiddel  te*  
 gens  de  ziekte der hoenderen. 
 fl.  D eeu  c   Naar