
 
		naar  de  land-zijde  óp  den  berg,  die  een  final  
 plat  is ;  alles.  is  omtuind  met  een  ftaket-wérk  
 omtrent  tien  voeten  hoog,  beftaande  uit  fterke  
 paaien met  teenen  zaamengevlogtem  De  zwakke  
 zijde, naar  het  land  is  ook  verdedigd  door  eene  
 dubbele  grafc,  waarvan  de  binnenfte  een  wal  en  
 nog  een  ftaket-werk  heeft;  het  binnenst  ftaket-  
 werk  ftaat op  den wal  digtst  bij  de  ftad, maar zoo  
 verre  van  de  kruin  van  den  wal  dat  ’er nog  plaats  
 overig  is  voor  het  volk  om  ’er  te gaan  en  hunne  
 wapenen  te  gebruiken  ,  tusfchen  dezelve  en  de  
 binnenfte  graft;  het  buitenst  ftaket - werk  ftaat  
 tusfchen  de  twee  graften  en  is  fchuinsch.in  den  
 grond geflaagen,  zoo  dat  de boven - einden  van de  
 paaien  over  de  binnenfte  graft  hel lende  diepte  
 van  deeze graft  van  den  bodem  tot  den  top  of de  
 kruin  van  den  wal  i$  vier en  twintig voeten.  Digc  
 binnen  het binnenst  ftaket -werk is een  ftellaadjen,  
 twintig  voeten  hoog,  veertig  voeten  lang  en  zes  
 breed;  het  ftaat  op  fterke  paaien  en  is  beftemd  
 tot  eene  ftandplaats  voor  degeene,  die  de  plaats  
 verdedigen,  van waar  zij  de aanvallers door werp-  
 fpietfen  en  fteenen  kunnen  befchadigen, van welk 
 e ’er  hoopen  tot gebruik  gereed lagen.  Daar  is  
 nog  een  diergelijk  ftellaadjen  over  het  fteil  pad,  
 dat  van  het  ftrand  opwaarts loopt  en dat ftaat  ook  
 binnen  het  ftaket- Werk;  aan  deeze  zijde  van  den  
 berg  zijn  enige  kleine  buitenwerken  en  hutten,  
 die  niet  beftemd  zijn  tot  voorposten,  maar  die 
 de 
 de wooningen  zijn  van menfchen,  die,  uit gebrek  
 aan  ruimte *  geene  plaats  binnen  de werken  hebben  
 kunnen  vinden  eh  die  êgtèf gaërne  onder  der-  
 zelver  befcherming  wooneri  wilden.  Het  ftaket-  
 werk  liep,  gelijk  rëeds  gezegd  is,  fortdöm  dé  
 geheele  kruin  vart  den  berg,  Zöö wel  naaf  de zee-  
 als  naaf  de  lartd-Zijde;  doch  de  grond  van  binnen, 
   die  oorfpfohglijk  eert  befg  geweest  is*  is  
 door  hert  niet  op  éerte  hoogte  geëffend *  rtiaaf  
 tot  veffcheiden  platten *  die  als  tfappeh,  het  èëii  
 boven  het  andef,  liggert  *  als  eert  amphithea-  
 ter,  en  die elk  binrieri  Zijrt  éigen  ftaket-werk  be-  
 floten  zijrt  ;  zij  hebbèrt  geriieertfchap  met  èlkart-  
 deren doof  ertge gartgert *  die  gèirtaklijk  töegeftópf  
 kunnen worden,  Zöö dat,  zöö  eert  vijand het  buitenst  
 ftaket- Werk  al  innatrt,  hij  nog  aridefe zoii  
 moeten winnen,  eer hij  volköoihert mëester van  dé  
 plaats  zoü  zijrt,  in  geval  deeze  pasfèn  de  éené na  
 de  andere  hardnekkiglijk  verdedigd Wierderi.  Dé  
 ëenigfté  irtgang  is  doof  éenèri  naauWert  gang  omtrent  
 twaalf voeten  laftg*  die  öp  het  fteil  pad  van  
 hetftrartd  uitkoómt:  hij  loopt  onder een  def  vëgt-  
 ftellaadjen en  fchooft Wij  niets  zagen  dat naaf eené  
 deuf  of  poort  geleek,  kart  hij  gemakiijk  Zöoda-  
 rtig  opgeftopt  Worden,  dat  het  ovèrweldigert vari  
 denzelvert  eëne  zeer  gevaarlijke  èrt  möeijëlijké  
 önderneething  zou  zijn.  Deeze  plaats  inöet  over  
 het  algemêert  als  eene  zeef  fterke  plaats  be-  
 fchoüwd  worden,  waarirt  èen  klein  getal  önvèf-  
 IL  D eelj  K  fehfök3 
 ml; 
 NI