Naardien \yi] nu zoo langen tijd door de .timmerlieden
te Ulietea öpgehouden waren om ons
lek te Hoppen , beflooten wij ons voorneemen
van op Bolabola aan land te gaan te laaten vaa-
ren, te meer wijl het eiland mpeijelijk te naderen
fcheen.
Aan deeze zes eilanden, Ulietea, Otaha, Bolabola
^ Huaheine, Tubai en Maurua, die alle
digt bij malkanderen liggen, gaf ik den naam van
de Sociëteit Eilanden, maar ik vond niet goed die
afzonderlijk bij andere naamen te onderfcheiden
dan die, met welke zij bij de inboorlingen bekend
waren.
Zij liggen tusfehen de Zuider Breedte van 16°
lo'en i6° 55' en in Lengte tusfehen de 150° 57'
en 15 2° West yan den meridiaan van Greenwich.
Ulietea en Otaha liggen omtrent twee Engelfche
mylen van elkanderen en zijn beiden binnen een-
zelfde rif van koraal - klippen befloten, zoo dat
’er geene fchepen tusfehen beiden kunnen door-
vaaren. Dit rif vormt verfcheiden uitmuntende
havenen; de ingangen in dezelve zijn wel fmal,
maar als een fchip ’er eens in is, is het voor alles
beveiligd. De havens aap de Oost-zijde zijn reeds
befchreven en aan de West- zijde van Ulietea, dat
het grootst van de twee is, zijn ’er drie. De
Noordlijkfle, in welke wij lagen, wordt Ohama-
tteno genoemd: het kanaal, door welk men ’er
in moet koomen, is omtrent een vierde van eene
En-
Engelfche mijl wijd en ligt tusfehen twee laage
zandige eilanden, die dë Noordlijkfte aan deeze
zijde zijn; tusfehen, of even binnen deeze twee
eilanden kan men ankeren, op agt en twintig vademen,
zagten grond. Deeze haven, fchoon klein,
is boven andere te kiezen, omdat zij aan het vrugt-
baarst gedeelte van het eiland ligt en omdat daar
gemaklijk versch water te bekoomen is. De twee
andere havens liggen Zuidwaarts van deeze en niet
verre van het Zuidlijk eind van het eiland ; in beiden
is goede anker-grond op tien, twaalf en veertien
vademen waters.' Zij zijn gemaklijk te kennen
aan drie kleine houtrijke eilanden die aan hunnen
mond liggen. De Zuidlijkfte van deeze twee
havenen ligt binnen en Zuidwaarts van het Zuidlijkfte
van deeze eilanden en de andere ligt tusfehen
de twee Noordlijkfte. Men zeide mij dat
’er nog meer havenen aan het Zuidlijk eind van
dit eiland gevonden wierden, maar ik heb niet
onderzogt of dit bericht al of niet waarachtig ware.
Otaha heeft twee zeer goéde havenen, eene
aan de Oost- en eene aan de West-zijde. Die aan
de Oost - zijde heet Ohamene, en ik heb ’er reeds
gewag van gemaakt; de andere is Oherurua genaamd
en ligt omtrent het midden van de Zuid-
West-zijde van het eiland; zij is vrij groot, daar
is goed te ankeren op twintig en vijf en twintig
vademen en daar is ook geen gebrek aan versch
water. De opening in het rif, die het kanaal naar
C 2 deeze