
Welke mij gezegd is dat nog een klein kanaal
naar de haven is ; doch dit weet ik flegts van
[ hooren zeggen.
De voornaamfte ververfchingen, die in dit gedeelte
van het eiland te bekoomen zijn , zijn pla-
taanen, kokosnooten, yams, varkens en hoenders;
de varkens en hoenders ., zijn ’er egter
fchaarsch en het land is , daar wij het zagen, noch
zoo volkrijk , noch zoo rijk in voortbrengzelen
als Otahiti of zelfs Hu-aheine. Hier is ook hoüt
en water te krijgen ; maar bij het water kan
men niet gemaklijk koomem
Nu waren wij weder in zee zonder enige verhinderingen
van de vijandlijke inwoóneren van
Bolabola ondervonden te hebben -, welke w ij,
ondanks de vrees van t u p i a , vooraeemens waren
een bezoek te geeven. Dèn vijf en twif
tigften, ten vier uuren in den agtermiddag , waren
wij minder dan eene zee- mijl van Otaha , dat
N? 77 W. van ons af lag. Noordwaarts van het
Zuid-einde van dat eiland , aan de Oost-zijde
, van hetzelve, en wat meer dan eene Engelfche
mijl van den wal, liggen twee kleine eilandjens,
Toahoutu en TVhennuaia genaamd, tusfchen welke
t u p i a zegt dat een kanaal is, dat in eene
zeer goede haven loopt, die binnen het rif ligt,
en zijn bericht was naar allen fchijn waarheid.
Naardien ik een breed kanaal ontdekte tusfchèn.
Otaha en Bolabola, befloot.ik hetzelve lieycr
II. D e e l . B door