king van Z. 37 O .; onze Breedte was bij waar*-
neeming 36° 39 Z. Het land, dat wij op den
vierden voor eene baai hadden aangezien, lag nu
N. O. ten N. vijf en eene halve mijlen van ons en
Kaap Maria N, 29 W. zeven en veertig mijlen.
Den negenden vervolgden wij onze koers zuidoostwaarts
tot des avonds ten agt uuren , hebbende
zedert den middag zeven mijlen afgelegd,
met eenen Noord- Noord - Oosten en Noorden
wind en altijd op minder dan drie of vier mijlen
van land, dat zig laag en zandig vertoonde. Toen
Huurde ik Z. O. ten Z. in eene rigting evenwijdig
met de kust, hebbende van agt en veertig tot vier
en dertig vademen water met eenen zwarten zan-
digen grond. Den volgenden morgen met den
dageraat bevonden wij ons tusfchen twee en drie
mijlen van land, dat een beter voorkoomen begon
te hebben, in zagte hellingen oprijzende en
met boomen en planten bedekt zijnde. Wij za-
gen ï^ook en enige weinige huizen , maar het
fcheen flechts dun bewoond te zijn. Ten zeven
uuren Huurden wij Z. ten O. en daarop Z. ten W,
terwijl het land in die (trekkinglag. Ten negen
uuren waren wij vlak over eene punt, diefchuinsch
van de zee tot eene aanmerklijke hoogte oploopt.
Deeze punt, die op de Breedte van 370 43' ligt,
noemde ik Boschryke Punt ( Woody Head^i
Omtrent elf Engelfche mijlen van deeze Punt in
de (trekking van Z. W. \ W. ligt een zeer klein
eieiland,
waarop wij een groot getal meeuwen zagen,
en welk wij daarom Meeuwen-eiland ( Gunnet
Island~) noemden. Op den middag hadden
wij eene hooge (teile punt omtrent anderhalve mijl
O. N. O. van ons, welke ik den naam van Albatros
Punt gaf: zij ligt op 38° 4' Zuider Breedte
en op 184° 42' Wester Lengte en zeven mijlen in
de (trekking van Z. 17 W. van de Boschryke Punt.
Aan de noord-zijde van deeze punt vormt het
(trand eene: baai, waarin eene anker-plaats en be-
fchutting voor fchepen fchijnt te zijn. Onze koers
en de weg, , dien wij in de laatste vier en twintig
uuren afgelegd hadden, was Z. 37 O. negen en zestig
Engelfche mijlen en op den middag van dee-
zen dag was Kaap Maria twee en tagtig mijlen ten
N. 30 W. van ons. Tusfchen twaalf en een uuren
fchoot de wind eensklaps van het N. N. O. naar
het Z. Z. W ., met welken wij westwaarts (levenden
tot vier uuren in den agtermiddag, en toen
lieten wij het wenden en (tuurden weder naar het
land tot zeven uuren, wanneer wij weder wendden
en het westwaarts hielden , hebbende maar
weinig wind. Op deezen tijd la % Albatros-Punt
ten naasten bij twee mijlen noord-oostwaarts van
ons en het Zuidlijkst land dat in het gezigt was
Z. Z. W. I W. zijnde een zeer hooge berg in
de ge'daante grootlijks naar de Piek van Terie-
rife gelijkende.« In deezen toeftand hadden wij
dertig vademen wateren den gantfcben nacht maar
wei