over hunne hoofden te Iaaten vliegen. In deeze
fchermutfeling waren fleehts twee van de Indiaanen
met hagel gekwetst, en niemand verloor het leven,
dat het geval niet zou geweest zijn, als ik het
volk niet hadde teruggehouden, dat* o f uit vrees,
pf uit lust om kwaad te doen, zoo veel onver-
duldigheid toonde om hen te dooderi als een jager
pm wild te fchieten. Toen wij gerust in het bezit
van onzen inham waren, legden wij onze wapenen
neder en begonnen celerij te verzamelen,
die hier in grooten overvloed groeide: korten tijd
daarna herinnerden wij ops dat wij enige van het
vqlk zig in een hol van eene van de rotfen hadden
ziep verlleeken; wij gongen dan derwaarts, wanneer
een oude Indiaan, die hetzelfde opperhoofd
bleek te zijn , welk ik des morgens een ftuk laken
gegeeven had, met zijne vrouw en zijnen broeder
’er uit kvvamen en zig in eepe biddende geftalte
onder opze befcherming fielden. Wij fpraken
hen vriendlijk aan en de oude man zeide ons toen
dat hij nog eenen broeder had, die een van de-
geene was, welke door de fchooten met hagel gewond
waren en hij vroeg met veel bekommering
en belangneeming o f hij ’er van fterven zoude.
Wij verzeekerden hem van neen en legden een
musket - kogel en wat hagel op zijne hand, hem
zeggende dat alleen degeene, die met den kogel
gewond waren, zouden fterven en dat de andere
herilejkn zpuden > terwijl wij hem tegelijk ver*
zee*
zeekerden dat* zoo men ons weder aantastede,
wij onszelve voorzeeker met den kogel zouden
verweeren, die hen doodlijk wonden zoude* Nu
weder moed gefchept hebbende, kwamen zij en
zetteden zig bij ons neder en, tot teken van onze
volmaakte vriendfchap, deeden wij hun ge-
fchenken vart enige beuzelingen, die wij juist bij
ons hadden.
Kort daarop gongen wij weder in onze (loepen
en, naar eenen anderen inham aan hetzelfde eiland
geroeid hebbende, klommen wij op eenen
Uabuurigen heuvel, van waar men het gezigt over
het omliggende land heeft tot eenen zeer grooten
afftand. Het gezigt was zeer ongemeen en romanesk;
daar was een ontelbaar getfl eilandjens,
die zoo veele havenen vormden, daar het water zoo
gelijk Was als in een vijver: wij zagen ook veele
vlekken, hier en daar verfpreid liggende huizen en
plantagieen, zijnde het land veel volkrijker dan
enig ander dat wij tot nog toe gezien hadden*
Een der vlekken was zeer nabij, uit welke veele
jndiaanen naar ons toe kwamen, terwijl zij zig
veele moeite gaven om ons te toonetvdat zij ongewapend
waren en in hunne gebaerden en op hun
gelaat veel zagtheid en onderdaanigheid lieten blij*»
Item Ondertusfchen vonden enige van ons volk,
fiie, al? de Indiaanen om het een o f ander bedrog
geftraft moesten worden, de onyerbidlijke gerechtigheid
y%n eenen l y curgus aannamen, goed
M a in