ZOO dik als een vuist, uitfpreidende, eene zonderlinge
en, hoe vreemd het ook moge voorkoo-
men , geene onaangenaame vertooning maakte.
Behalven de verfierzelen, die door de gaten in de
ooren gellooken worden, worden ’er nog veele
andere aan dezelve aan koorden opgehangen, gelijk
beitels of fpelden van groene talk, die zij
boog waardeeren', de nagelen en tanden van
bunne overleden nabeilaanden, honden-tanden,
en alles wat zij krijgen kunnen , dat zij voor
merkwaerdig of kostbaar houden. De vrouwen
draagen ook arm-en beenringen, van de beenderen
van vogelen, van fchulpen of van andere
zelffiandigheden, die zij doorbooreh en aan een’
draad rijgen kunnen. De mannen hadden fom-
pjds een touw om den hals, Waaraan een Huk
groene talk of walvisch^ been hong, in gedaante
naar eene tong gelijkende, met de ruuwe gedaante
van een mensch op hetzelve gefnedea en op dit
verfierzel Hellen zij veel prijs. Wij zagen eenen
die het middenfchot van den neus doorboord had,
en. een veder door het gat had gellooken, die ter
wederzijde over de wangen. uitHak; het iswaar-
fchijnlijk dat hij dit afzigtlijk ding als een vejfier-
zel had aangenoomen, maar onder de menigte
volks, die wij zagen, ontmoeteden wij het bij
geenen anderen, noch zelfs eenedoorbooring, die
bij .gelegenheid tot dat einde konde dienen.
Hunne huizen zijn het lompst gemaakt van a -
\p
! |
les wat zij hebben, zijnde naauwlijks zoo goed,
fchoon wel zoo groot, als een Engelsch hondenhok
; zij zijn zelden meer dan agttien of twintig
voeten lang, agt of tien breed, en vijf of zes
hoog van de balk, die van het een eind tot het
ander loopt en de nok uitmaakt tot den grond; de
muuren zijn gemeenlijk van dunne latten, gelijk
ook het dak, beiden met droog gras en hooi bedekt,
dat, men moet het bekennen, zeer digt in »
elkaêr gewerkt is en fommige zijn ook befchoten vu
met den bast van ,boomen, zoo dat zij, bij koud
weder, eene zeer goede fchuilplaats moeten opleveren.
Het dak is fchuinsch als dat van onze
fchuuren en de deur is aan het een eind en even I
hoog genoeg dat ’er een mensch op handen en
knieën door kan kruipen; digt bij den ingang is
een vierkant gat, dat den dubbelen dienst van
venfter en van fchoórlleen doet, want de haard is
ook aan dat eind, omtrent in het midden tusfchen
de twee zijde - muuren: op de eene of andere aanzienlijke
plaats, en gemeenlijk digt bij de deur is
eene plank vast gemaakt, met fnijwerk volgens i /(f
hunne wijze bedekt; deeze waardeeren zij gelijk
wij eene fchilderij en naar hunne gedagten is het
geen minder verfierzel; de zijde-muuren en he.c
dak fteeken aan elk eind omtrent twee voeten buiten
de muuren uit, zoo dat zij eene foortvan
portaal vormen, waarin banken zijn tot gemak
van het huisgezin. Het gedeelte van den vloer,
dat