
ark, welker dekzel ’er net op vast genaaid was
en dat zeer zindelijk met pakniet - noten - bladeren
gedekt was; zij was op twee Hokken vast gemaakt
en rustede op kleine houten boogjens, die
zeer net gewerkt waren: de Hokken fcheenen be-
flemd om haar van de eene plaats naar de andere
te draagen, op de wijze van onze draag-floe-
len ; in het een eind was een vierkant gat, in
welks midden een ring was, die de zijden raakte
en de hoeken open liet, zoo dat hij een roiid gat in
het vierkant gat maakte. Deeerfle reis dat de Heer
Banks deeze kist zag, was de opening aan het eind
met een Huk doek 'geftopr, dat hij niet aanraakf
te, om geene ergernis te geeven; waarfchijnlijk
was ’er toen iets in; maar nu was het doek weg-
genoomen e n , toen men ’er in keek, vond
men het ledig. De algemeene gelijkenis tusfchen
deeze kist en de ark des Heeren bij de Jooden
is aanmerkenswaerdig; maar het is nog aanmer-
kenswaerdiger dat, toen wij den jongen vroegen
hoe het genaamd wierd, wij ten andwoord kree-
gen: Ewharre na Eatua, het „ Huis van den
„ G od ;” hij kon egter geen bericht van deszelfs
betekenis of gebruik geeven. Wij hadden eenn
foort van koophandel met .de inboorlingen begonnen;
maar hij gong langzaam voort, want als
’er iets te koop geveild wierd , wilde niemand
van hun het op zijn eigen gedagten neemen,
maar won den raad in van twintig of dertig pet-
A 4 fao°