
 
		ften,  ons  op  de  Breedte  van  330  18'  en  op  de  
 Lengte  van  162°  51'  bevindende,  zagen wij  een  
 klein  ftuk  zee-wier  en  een  ftuk  hout  met  Lepa-  
 den  bedekt;  de  afwijking  van  het  kompas  was  
 hier  io°  48' Oostlijk. 
 '  Den agt  én  twintigften  op  de  Breedte  van  28°  
 59'  en  op  de  Lengte  van  169°  5'  zijnde,  zagen  
 wij  een  Zee - kalf flaapende  op  het  water  en  ver-  
 fcheiden  bosfen  zee-wier*  Den  volgenden  dag  
 zagen  wij  wederom  zee-wier  aan  bosfen  en  op  
 den  negen  en twintigften  een’  vogel,  dien wij  voor  
 cenen  land-vogel  aanzagen,  hij  geleek  wel  enigs 
 t s   naar  een  fnip, maar  hij  had een’  korten  bek.  
 Den  eerften Oftóber zagen wij  eene ontelbaare menigte  
 vogelen  en  wederom  een’  Zee - kalf m  flaap  
 op  het  water;  men  is  over  het algemeen  van  ge-  
 dagten  dat  de  Zee - kalven  niet  verre  van  land  
 gaan,  en  nooit  zoo  verre  daar  men  geen  grond  
 meer  peilt,  maar  die,  welke  wij  in  deeze  zeeën  
 zagen,  bewijzen  het  tegendeel.  Róts-wier  is  
 egter  een  zeeker  teken  dat  het land niet  verre  af  
 is.  Den  volgenden  dag,  wanneevhet  ftil  was,  
 zetten  wij  de boot  uit  om  te beproeven  of ’er  ook  
 een  ftroom  ware  ,  maar  wij  vonden  ’er  geenen.  
 Wij  waren  op  370  10'  Breedte  en  op  1720  54  
 Wester Lengte.  Den  derden,  op de  Breedte van  
 36°  56'  en  op  de  Lengte  van  1730  27'  zijnde,  
 vischten  wij  nog  meer  zee - wier  op  en wederom  
 een  ftuk hout  met  Lepaden bedekt.  Den volgenden 
 den  dag zagen wij weder twee Zee-kalven  en  eenen  
 bruinen  vogel,  omtrent  zoo  groot  als  een  raaf  
 met  enige  witte  vederen  onder de  vleugelen.  De  
 Heer  gore  zeide  ons  dat  deeze  foort  van  vogelen  
 veel  gezien  Worden  omtrent  de  Falklands-  
 Eilanden  en  ons volk  gaf hun . dén  naam  van  Eg-  
 monts-haven hennen* 
 Den vijfden meenden  wij  te  zien  dat  het  Water  
 van kleur  veranderde ,  maar  het  dieplood  uitwerpende  
 ,  peilden  wij  geen  grond  met  honderd  
 en  tagtig vademën.  Iti den  avond  van  deezen  dag  
 was .de  afwijking  120  50'  O. -en  terwijl  wij  negen  
 mijlen  vorderden vermeerderde  zij  tot  140  2'. 
 Den volgenden  dag,  zijnde  vrijdag  den  zesden  
 October,  ontwaarden  wij  land  van  boven  uit  de  
 mast,  dat  W.  ten  N.  lag  en  hielden  ’er  terftond  
 naar  toe;  in  den  avond  konden  wij  het  even  van  
 het  dek  onderfcheiden  en  het  fcheett  een  groot  
 land  te  zijn.  De  afwijking  bevonden  wij  deezen  
 dag  door  het  azimuth  en  de  amplitudo  waarge-  
 noomen,  150  4'3  O.  en  volgens  eene  waarnee-  
 ming  op  de  zon  en  de maan  gedaan  bleek  het  dat  
 '  het  fehip  op  de  Wester  Lengte  van  1800  5 5 'was  
 ert  door  het  gemiddelde  van  deeze  en  volgende  
 waarneemingen  fcheen’er eene misrekening  in  de  
 opgave  van  onze  Lengte  geduurende  onze  vaart  
 van Otahiti  van  30  i6'  te  zijn,  naardien  het  fehip  
 zoo  veel Westlijker  was  dan de  Lengte,  welke de  
 log  opgaf.  Te  middernagt  lag  ik  op  den  wind  
 D  2  en