zeide dat hij bevreesd was voor het volk dat daar
aankwam: dit was een verder blijk dat het volk
vïln dif land geftadig vijandlijkheden tegens elkain-
deren pleegt. Hij keerde egter binnen korten
rijd terüg, vermits hij nu gewaar geworden was
dat het volk, dat hem bedugt gemaakt had, niet
dat was, welk hij onderfteld had. De inboorlingen,
die deezeïi morgen aan het fchip kwamen, ver-
kogten ons voor enige weinige Hukken doek zoo
veel visch, zijnde eene foort van makreelen, als
voor al het fcheepsvolk genoeg was en zoo goed
als ooit op eene tafel kwam. Deezen dag nam
ik, op den middag, den affland van de zon van
het zenith waar met een fterrekundig quadrant,
welke waarneeming de breedte van 36°- 47' 43'"
aan de Zuid-zijde binnen den mond van de baai
opleverde.
De Heeren b a n k s en s o l a n d e r begaven
zig naar den wal en verzamelden eene gr.oote ver-
fcheidenheid van planten , die geheel onbekend
waren, en niet voor den avond terugkoomende,
hadden zij gelegenheid om te zien: hoedanig de
Indiaanen zig fchikten om den nagt doortebren-
gem :Zij hadden geene befchutting dan enige
weinige heesters: de vrouwen en kinderen plaatfte
men binnen in den kring, pf verst van de zee; de
mannen lagen in eene foort van halven cirkel rondom
hen en hunne wapenen Honden tegens de
boomen digt bij hen op eene wijze , die tè kennen
gaf dat zij bedugt waren voor eenen aanval
van vijanden, die niet verre af waren. Men pnt?
dekte ook dat zij noch t e r a t u , noch iemand
anders voor hunnen Koning erkenden; naardien
zij in dit opzigt van al het volk verfchilden, dat
wij op andere gedeelten der kust gezien hadden,
kwam het ons niet onmogelijk voor dat zij 'mis-
fchien eene foort van bannelingen waren, in eenen
Haat. van rebellie tegens t e r a t u en in dat geval
kon het zijn dat zij geene vaste woonplaatfen,
noch enig bebouwd land op enig gedeelte van de
kust hadden.
Den negenden, met het aanbreeken van den
dag, kwamen ’er zeer veele kanoos aan boord met
tweeërleie foorten van makreelen gelaaden, van welke
de eene dezelfde was die op de Engelfche kusten
gevangen wordt en de andere enigzints ver-
fchillende: wij waren van gedagten dat het volk
zeer veel visch gevangen had en ons het overfchot
bragt, dat zij niet verteeren konden, want zij ver-
kogten dezelve tot eenen zeer laagen prijs. De
visch w.as ons egter zeer welkoom; ten agt uuren
hadden wij meer visch in het fchip dan al het
volk in drie dagen konde opeeten en voor den
avond was deeze hoeveelheid nog zoo vermeerderd,
dat elk, die zout kon bekoomen, zooveel
van dezelve inzoutede als waaraan hij voor eene
maand genoeg had.
Vroeg ontbeten hebbende begaf ik mij naar
I 3 den