
de pan gebakken was. De Heer banks vondc
hier niet meer dan elf o f twaalf nieuwe planten;
maar hij zag enige infekten en eene foort van
Scorpioen, die hem nog onbekend waren.
Deeze eilanders fchijnen grooter en fterker dan
die van Otahiti. De Heer banks mat eenen
der mannen en vondt hem zes voeten, drie duimen
en eenen halven hoog ; maar zij zijn zoo
lui dat hij geenen van hun alle kon overhaaleii
om met hem de bergen op te gaan; zij zeiden,
als zij het ondernamen,, van vermoeidheid te zullen
derven. De vrouwen waren zeer fchoon,
fchooner dan die van Otahiti, en wij vonden
haar over het algemeen bevalliger, fchoon
wij geene zagen die mèt enige bijzondere fchoon-
heden van het laatfte eiland konden vergeleken
worden. Beiden de kunnen feheenen minder be-
fchroomd en minder nieuwsgierig te zijn: ik heb
reeds aangemerkt dat zij aan boord naar niets
vroegen en , als wij een fnaphaan affchooten,
waren zij wel verfchrikt, maarzij vielen niet te-
gens den grond, gelijkronze vrienden van Otahiti
altoos deeden, toen wij eerst bij hen kwamen.
Van dit onderfcheid kan men egter gemaklijk
eene andere reden geeven; het volk te Huaheins
had het fchip de Dolphijn niet gezien; dat van
Otahiti wel. Bij hêt laatfte was dus de flag
van eenen fnaphaan verbonden met het denkbeeld
onmiddelijken dood; voor het ander
was
van eenen
was ’er niets vreeslijks in dan de flag en het vuur,
naardien zij deszelfs vermogen van den dood te
geeven nog nooit ondervonden hadden.
Terwijl wij aan land waren, bevonden wij dat
t u p i a hen boven verdienfte geprezen had, toen
hij ons gezegd had dat zij niet fteelen zouden;
want een van hun wierd op de daad betrapt.
Maar toen men hem bij het hair gegrepen had,
kwamen de overige, in plaats van weg te loo-
pen, gelijk het volk op Otahiti zou gedaan hebben,
rondom en vroegen wat hij gedaan had;
maar dit kan men (bok verklaaren zonder hun
eenen meerderen graad van kloekmoedigheid toe-
tefchrijven; zij hadden geene ondervinding van
de gevolgen van de gevoeligheid der Europeaa-
nen, welke het volk van Otahiti bij verfcheiden
gelegenheden ten kosten van hun leven verkregen
had. Men moet egter tot hunne eer erkennen
dat, toen zij verftonden wat ’er gebeurd
was, zij hunne afkeuring fterk lieten blijken en
ons raadden den dief eene goede dragt flagen te
geeven, die hem onmiddelijk wierd toegediend.
Nu zeilden wij naar het eiland Ulietea, dat
zeven of agt mijlen Z. W. ten W. van Huaheim
ligt en des avonds ten half zeven waren wij binnen
drie mijlen van het land aan den Oost - kant
van het eiland. Wij hielden den geheelen nagt
af en aan, en toen des anderen daags de dag aanbrak,
zeilden wij op den wal aan; kort daarna
om